„NIVEAU"
HET WATERPASSCHIP
door ir. A. Waalewijn, Hoofdingenieur van de Meetkundige
Dienst van de Rijkswaterstaat
Bij de hydrostatische waterpassingen, die door
de Meetkundige Dienst sinds 1957 regelmatig
in het zeegebied voor de kust werden uitge
voerd, is gebleken dat de hydrostatische
methode in nauwkeurigheid niet voor de nor
male primaire waterpassing behoefde onder te
doen. Zie o.a. het artikel van G. v. d. Houven
in Geodesia, jrg. nr. 4, pag. 33 e.v. We had
den het vermoeden dat de hydrostatische
waterpassing zelfs wel eens belangrijk nauw
keuriger kon blijken indien de loden buis niet
in de wilde zeegaten met hun geulen en getij
stromen doch in rustiger water van gelijk
matige temperatuur met een nagenoeg hori
zontale bodem werd uitgelegd. Dit vermoeden
werd bevestigd door een proefmeting begin
nov. 1962 in het IJsselmeer, waarbij de 7 km
lange buis in een cirkel werd gelegd zodat de
peilglazen op beide uiteinden van de buis
naast elkaar aan dezelfde schaalverdeling
konden worden afgelezen. Deze proef was be
slissend voor de verwezenlijking van een idee
om de primaire waterpassing van Nederland
met behulp van de hydrostatische methode te
herhalen. Aan dit idee, afkomstig van Prof.
Ir. A. J. v. d. Weele, lagen de volgende over
wegingen ten grondslag:
1Bij een nauwkeuriger meetmethode kan
men met een ijler netwerk volstaan om
eenzelfde nauwkeurigheid tussen de eind
punten te verkrijgen. Hierdoor kan de ge
hele waterpassing in betrekkelijk korte
tijd twee jaar) voltooid worden, zodat
beter dan bij een normale primaire water
passing (die 10 jaar duurt) een „mo
mentopname" kan worden verkregen.
2. De foutenbronnen van de hydrostatische
methode zijn van geheel andere aard dan
119
die bij de optische methode, zodat een zo
goed mogelijke onafhankelijke controle op
de voorgaande optische primaire waterpas
sing wordt verkregen.
3. Bij een buislengte van zeven km ontstaat
uit één stel waarnemingen een hydrosta
tisch bepaald hoogteverschil.
Voor een vergelijkbaar hoogteverschil
over zeven km bepaald met de optische
methode zijn niet minder dan 70 opvol
gende waarnemingen nodig. Omdat het
onmogelijk is deze 70 waarnemingen vol
maakt onafhankelijk te doen zijn (zelfde
waarnemer, instrument, methode etc.), is
er grote kans op het optreden van z.g.
systematische fouten.
In de tweede helft van de 19e eeuw zijn ver
schillende pogingen gedaan om grote water
passingen hydrostatisch uit te voeren; de mis
lukkingen werden hoofdzakelijk veroorzaakt
door de kleine buislengte (±50m) en de
temperatuurinvloeden op de over land uitge
legde buis.
In Nederland verkeren we echter in de gun
stige omstandigheid dat het gehele land wordt
doorsneden door een aaneengesloten stelsel
van rivieren en kanalen. Deze waterwegen
zijn van essentieel belang voor de hydrosta
tische primaire waterpassing; ze leveren n.l.:
1. Transportmogelijkheid voor de 20 ton
zware bewapende loden buis.
2. Een nagenoeg vlakke bodem voor een
gunstige en ongestoorde ligging van de
buis.
3. Een goede isolatie voor het verkrijgen van
een gelijkmatige temperatuur langs de ge
hele buis.