Forumdiscussie uiteindelijk ging om de keuze tussen een NV en een staatsbedrijf. Bij de vorming van een NV zouden 7 000 ambtenaren hun ambtelijke status verliezen. „Dit is een onaanvaardbare consequentie", aldus de toenmalige mi nister. Er werd dan ook gekozen voor een staatsbedrijf. In het op 27 april 1984 aangeboden wetsontwerp tot oprichting van de Postbank NV, wordt gekozen voor de NV-vorm. Voor de overgang van het huidige personeel is echter gelijktijdig een Personeelswet Postbank NV in gediend. Daaruit blijkt dat de ambtelijke status welis waar verloren gaat, maar dat de huidige arbeidsvoor waarden gehandhaafd blijven, o.a. door de oprichting van een zelfstandig ondernemingspensioenfonds, dat de pensioenverplichtingen overneemt. Bij de Postbank is een en ander blijkbaar bevredigend geregeld. Het geval leent zich daar ook toe. Moeilijker ligt het met personeel dat door uitbesteding overtallig wordt. Zoals we hebben gezien, gaat het bij het Kadaster om enige honderden arbeidsplaatsen. Wij zijn nog steeds in afwachting van een nota over de rechtspositio nele consequenties van privatisering, die volgens het Ka merstuk 17938 no. 1 van 25 mei 1983 op korte termijn zou worden vastgesteld. Ik denk daarbij nog even aan het Loodswezen. Het kost waarschijnlijk minder moeite een beleidsvoornemen tot privatisering te publiceren, dan om te komen tot een vertrouwenwekkende afwikke ling daarvan. Prof. M. G. Rood zei onlangs op een congres op 11 november 1983 [22], dat de invloed die ambtenaren heb ben op voornemens van de overheid tot privatiseren van diensten en bedrijven of onderdelen daarvan, beperkt is. De medezeggenschapsbepalingen uit het ARAR kennen hen in vergelijking met de Wet op de Ondernemings raden weinig rechten toe. Als bedoelde dienst ophoudt een overheidsdienst te zijn, leidt die „opheffing" vrijwel zeker tot ontslag. Rechts positioneel staan de ambtenaren met lege handen. Het betrokken personeel zal recht hebben op een uitkering. Als het betrokken kadastrale personeel met wachtgeld wordt gestuurd, is de privatisering waar men thans aan denkt volgens mij onmogelijk goedkoper. De wachtgel den blijven immers op de eigen begroting drukken. Er zal dus een overeenkomst moeten worden gesloten met het bedrijfsleven om personeel over te nemen. Mijn vermoe den is dat, indien dit bevredigend kan worden geregeld, niemand bezwaren zal hebben tegen privatisering van overheidstaken. Literatuur 1. Geodesia november 1979, p. 404. 2. Rapporten Commissie Hoofdstructuur Rijksdienst. 3. Jaarbericht 1984 Regeringscommissaris Reorganisatie Rijks dienst. 4. Eindbericht Commissie Vermindering en Vereenvoudiging van Overheidsregelingen, 1984. 5. Heroverwegingsrapport Verbetering Beleidsvoering Overheid, 1983. 6. Heroverweging Collectieve Uitgaven. Kamerstukken 16625. 7. Privatisering. Kamerstukken 17938. 8. Telegraaf 27 augustus 1983. 9. Nota Samenhang Grote Operaties, zie 13], p. 16. 10. Privatisering: de lege dop van Columbus. K. van der Pol in Tijdschrift voor politieke economie, 6e jaargang no. 1. 11. Bittere Praktijk Privatisering. F. Soetenbroek in Het Kader (ABVA/KABO). 12. Privatisering ambtenaar en burger de dupe? C. A. Vrins (ABVA/KABOI. Paper-congres Praktijk Privatisering NSC 4 april 1984. 13. Kamerstuk 17938 no. 2. 14. De Nederlandse Loods, februari 1984. Orgaan van de gelijkna mige vereniging. 15. Surveying and mapping activities of private companies in the Netherlands. G. Jacobs. NGT Geodesia, juni 1982, p. 228. 16. Algemene richtlijnen en onderzoeksleidraad voor de onderwer pen. Kamerstuk 17938 no. 1, p. 5 en 6. 17. Organisatie en economische aspecten van landmeetkundige diensten. G. Brand, NGT oktober 1972, p. 152. 18. Bijlage V, Hoofdstuk XI Rijksbegroting 1982. TK 17100 X1. 19. Privaatrechtelijke decentralisatie. Cie Vonhoff. Achtergrond studie V deel 3. 20. Sanering in de collectieve sector. Boorsma, THT 1981, p. 35. 21. Postbankwet. Kamerstuk 14632 no. 1 - 4, p. 24. 22. Congres Hilton Rotterdam, 11 november 1983. Samenvatting van de forumdiscussie naar aanleiding van de lezingen van prof. dr. P. B. Boorsma, ir. G. Jacobs en ir. P. van der Molen. De discussie werd geleid door ir. W. van Berk. Aiberda vraagt naar aanleiding van de vage definitie van privatise ring die door Boorsma wordt gehanteerd, of het niet mogelijk is scherpere grenzen aan te geven voor taken die wel en niet voor pri vatisering in aanmerking komen. Vroeger kon men, als men genoeg geld had, particuliere legers van huurlingen erop nahouden. Tegen woordig willen we dit liever aan een hoger nationaal beleidsniveau overlaten. Zo ook houdt de landmeter zich bezig met het aspect land. Aan land zitten belangen vast die zich over vele generaties uit strekken. Daarom was b.v. de inpoldering van de Zuiderzee nationaal-economisch een verantwoorde beslissing; privaat- economisch zou die nooit zijn genomen. Boorsma zegt dat er twee soorten antwoorden mogelijk zijn, nl. een normatief antwoord (hoe zou het behoren) en een empirisch ant woord. Normatief antwoord: er zijn bepaalde taken waarvan gesteld kan worden dat deze niet behoren te worden geprivatiseerd, bijvoor beeld taken waarmee de veiligheid van de burger is gemoeid, zoals het leger, de politiediensten enz. Kortom, de traditionele staats taken van weleer, die in de economie als de échte collectieve goe deren worden aangeduid. Empirisch antwoord: er zijn steden in de Verenigde Staten (Ari zona), waar inderdaad een particuliere politie surveilleert. Het is niet zo, dat uit wetenschappelijke onderzoekingen blijkt, dat daar door het service-niveau lager is dan bijvoorbeeld in Californië en 254 Massachusetts. In Nederland is op Schiphol een particuliere bewa kingsdienst, die bovendien wapens mag dragen. In Duitsland lopen particuliere bewakingsdiensten rond in de metro. Kennelijk is het mogelijk om, bij wat in Nederland een echte staatstaak is, toch par ticuliere diensten in te schakelen. Als het om een echt collectief goed gaat, mag dus niet de conclusie worden getrokken dat privati sering niet mogelijk is. Het is echter niet zo, dat een bewakings dienst uit zichzelf Schiphol of metro's gaat bewaken; er is een gemeentelijke of een rijksoverheid die daarover een besluit heeft genomen. De echte staatstaak die overblijft, is het nemen van besluiten die het algemeen belang dienen. Dezelfde overheid die dit besluit heeft genomen, blijft ook bemoeienis houden via de bekosti ging van deze taken uit de algemene middelen. Zelfs kan niet wor den gesteld, dat bij particuliere voorzieningen privatisering eerder in aanmerking moet worden genomen dan bij collectieve voorzie ningen; veel particuliere voorzieningen kunnen zoveel consequen ties voor anderen hebben, dat directe overheidsbemoeienis zeer ge wenst is. Een voorbeeld is het Nederlandse regeringsbeleid ten aan zien van de inkomensverdeling. De vraag kan daarom in zijn algemeenheid niet worden beant woord. Van geval tot geval moet worden onderzocht waar privati sering technisch mogelijk is en welke bezwaren men dan tegen komt. Het blijkt echter op grond van empirie, dat bijna alles kan worden uitbesteed. Daarom handhaaft Boorsma zijn vage definitie. NGT GEODESIA 84

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1984 | | pagina 20