Van Wely merkt op dat in de inleidingen vooral is belicht welke van de bestaande taken voor privatisering in aanmerking komen. Op merkelijk is, dat dit vooral de meest recent aangevangen taken be treft. Als voorbeeld kan worden genoemd de Grootschalige Basis- kaart van Nederland. Dit initiatief van de maatschappij is voor een groot deel het bedrijfsleven ten goede gekomen. Nieuwe taken komen nog eerder voor privatisering of uitbesteding in aanmerking, omdat men daar niet te maken heeft met een grote groep personeel die zich met deze nog uit te voeren taken bezighoudt. De vraag aan Van der Molen is daarom: waarom wordt er direct ge zegd dat een nieuwe taak als de kadastrale kaartvernieuwing een taak is, die alleen door het Kadaster kan worden uitgevoerd. Het zelfde geldt voor de conversie van gegevens in de leidingenwereld. Op deze twee terreinen zijn vele nieuwe ideeën ontwikkeld, die in de private sfeer zouden kunnen worden uitgevoerd. Daarbij zullen impulsen uitgaan om bestaande taken weer voortvarender aan te pakken. Van der Molen zegt zich primair te hebben gericht op de bestaande taken om een prognose te maken van het eindrapport van de zoge naamde Commissie Henssen". Kaartvernieuwing is niet zozeer een nieuwe taak; het is een taak die reeds bij het Kadaster plaatsvindt, gestoken echter in een wat moderner jasje. Aangezien deze taak meer een kwestie van ervaring en deskundigheid is, zal het Kadaster deze voorlopig moeten blijven behartigen. Ten aanzien van de conversie van leidinggegevens kan worden opgemerkt, dat deze reeds grotendeels door het particulie re bedrijfsleven wordt uitgevoerd. Naar aanleiding van een opmerking van Van Wely, dat de voor gestelde kaart 1 5 000 ook voor privatisering of uitbesteding in aanmerking komt, kan worden gezegd dat men juist in Duitsland, waar kadastraal gezien met de beëdigde particuliere landmeter wordt gewerkt, deze kaart om defensieredenen door ambtenaren laat uitvoeren. Jacobs bevestigt, dat op het gebied van de conversie van leiding gegevens het bedrijfsleven de extra capaciteit levert boven de eigen capaciteit van de nutsbedrijven. Met betrekking tot het oppakken van de nieuwe taken met name door het bedrijfsleven, moet worden opgemerkt dat in de afgelopen jaren in de particuliere bedrijfstak een teruggang in volume en man kracht van ongeveer 25 tot 35 procent heeft plaatsgevonden. De mogelijkheden en middelen van het particuliere bedrijfsleven zullen eerst moeten worden versterkt alvorens die zozeer gewenste inno vatie tot ontwikkeling en in praktijk kan worden gebracht. Eimers merkt op, dat nog weinig aandacht is besteed aan de perso- neelsproblematiek. Ten eerste zal het bedrijfsleven niet staan te trappelen om mensen uit de overheidsdienst over te nemen, en ten tweede is uitbesteding pas werkelijk kostenbesparend als die perso- neelsproblematiek wordt meegerekend. Jacobs antwoordt dat het bedrijfsleven moeilijk overheidspersoneel kan verwelkomen, als er niet op de een of andere manier garanties worden gegeven, dat deze mensen ook aan het werk kunnen wor den gehouden. Immers het volume van activiteiten (in uitbeste ding) is de afgelopen jaren juist afgenomen. Bovendien zal het erg moeilijk zijn om een groep mensen, die zojuist uitgeleide is gedaan, niet als eerste de mogelijkheid te bieden weer aan de slag te komen. In dit geval zal voornamelijk het normale arbeidsmarktmechanisme zijn werk moeten doen. Boorsma antwoordt dat privatisering tot een zekere daling van het totale aantal arbeidsplaatsen (overheid èn bedrijfsleven) zal leiden. Als een innovatie eenmaal op gang is gekomen, zou dat per saldo tot een groei van het aantal arbeidsplaatsen kunnen leiden. Daarbij is er de problematiek van de salarissen. Planbureaustudies wijzen erop, dat de lagere rangen bij de overheid beter worden betaald dan in de particuliere sector, terwijl voor de hogere rangen het tegen gestelde geldt. Een hypothese is, dat uitbesteding vooral budgettair voordeel oplevert bij die werkzaamheden, waarbij veel laagge schoolden zijn betrokken. Daarom is waarschijnlijk uitbesteding van accountantswerkzaamheden niet voordelig, aangezien particu liere accountants duurder zijn dan accountants in overheidsdienst. Dit behoeft echter geen Wet van Meden en Perzen te zijn. Er bestaan creatieve oplossingen, zoals detachering van overheids personeel bij particuliere bedrijven, die op hun beurt zorgen voor het dagelijks management. Laatste opmerking over deze problematiek: het zou erg betreurens waardig zijn als op een gegeven ogenblik allerlei veranderingen in de samenleving niet kunnen worden aangebracht vanwege de werkloosheidsproblematiek, of vanwege de consequenties voor de inkomensverdeling. Dat werd een heilige koe genoemd. Als op een gegeven ogenblik om bepaalde redenen een verandering gewenst is, dan moet deze worden doorgevoerd en moeten andere instru menten worden ingezet om de werkloosheidsproblematiek en de inkomensverdeling om te buigen in de gewenste richting. Van Berk denkt dat de huidige werkgelegenheidsproblematiek een zeer dominante factor is in de discussie. Wanneer er volop werk zou zijn, zou het overhevelen van taken van de overheid naar het bedrijfsleven van een hele belastende component zijn verlost. Als er voldoende werk is, zullen er bijzonder weinig tegenstanders zijn om overheidstaken zoveel mogelijk onder te brengen bij het be drijfsleven. Misschien neemt de lust om te privatiseren aanmerkelijk toe wanneer de economie wat aantrekt. De volgende vraag komt hierdoor naar voren: wanneer werk over gaat van de overheid naar het bedrijfsleven, wordt verondersteld dat daarmee de kracht van het bedrijfsleven om innoverend te kun nen werken, wordt versterkt en dat ook de concurrentiepositie, met name naar het buitenland (daar zou dan een extra werkgelegen- heidsimpuls van kunnen uitgaan), wordt verbeterd. Nu wordt on gedefinieerd over werk gesproken; moet bij dat overhevelen van werk aan een bepaald soort werk worden gedacht om dit effect te kunnen verwachten? Van der Molen merkt op, dat bij grote particuliere ondernemingen dezelfde weerstanden bestaan tegen privatisering als zich voordoen bij de overheid. Hij zou daarom als hoofd van een staatsbedrijf op dezelfde manier reageren als hij nu heeft gedaan. Wat betreft de versterking van de marktsector en van de export kansen zal dat vooral gelden voor die werkzaamheden, waaraan in het buitenland behoefte is, nl. de gewone topografische metingen en kaarteringen, en de hydrografische metingen en kaarteringen. Daarnaast zal de overheid samen met het bedrijfsleven actief aan het innovatieproces moeten deelnemen, bijvoorbeeld via participa tie in een stichting, zoals de Stichting Studiecentrum voor Vast goedinformatie. Dit zal zeker zijn gevolgen hebben naar het buiten land toe. Blitz onderschrijft de positieve werking van privatisering, met name waar het de uitbesteding betreft van piekbelastingen, door het per soneelsaantal af te stemmen op het laagste werkaanbod. Zij bena drukt echter, dat vele gedane uitspraken gelden voor gemiddelden; het gemiddelde van een private uitvoering is goedkoper dan het ge middelde van een overheidsuitvoering. Per individuele overheids taak kan de conclusie echter tegengesteld uitvallen. Boorsma wijst daarbij nog op andere valkuilen; het is best denkbaar dat de particuliere bedrijven minder efficiënt werken dan overheids bedrijven, terwijl op grond van de kostenvergelijking de conclusie wordt getrokken dat particuliere bedrijven efficiënter zijn. Op een gegeven moment kunnen bij een bepaalde onderzoeksgroep de particuliere bedrijven een lagere rekening indienen; dat wil niet zeg gen, dat op grond daarvan mag worden geconcludeerd, dat ze effi ciënter werken. Dan moet o.a. naar de moeilijkheidsgraad van het werk worden gekeken. Langzaam maar zeker dringt het tot een volk of de politici door, dat uitbesteding weieens een kostenbesparing zou kunnen opleveren; als politici op grond van dit soort verhalen snel een beslissing willen nemen, dan doen ze dit op basis van onderzoeken van jaren gele den. In de afgelopen periode is er nogal wat veranderd, bijvoor beeld door de bezuinigingen. Dank zij de bezuinigingen komt er meer belangstelling voor privati sering en meer bereidheid om uit te besteden. Alle afdelingen van gemeentes en van departementen hebben ongespecificeerd 5 of 10 procent moeten inleveren. Door deze bezuinigingen is de efficiency in guldens toegenomen, en is de directe aanleiding om te gaan uitbesteden, nl. de eventuele aantoonbare kostenbesparingen, al minder geworden. Schuringa vraagt of bij verdergaande privatisering de regelgeving door de overheid niet automatisch moet worden vergroot. Boorsma antwoordt dat vele gradaties van privatisering mogelijk zijn. Een zeer vergaand middel is alles zelf te doen. Een minder ver gaand middel is het overlaten aan de markt en dat in een of andere mate te reguleren. Uiteindelijk bepalen we zelf als volk wat we willen regelen en wat we staatszaken vinden. Er zijn nauwelijks „bodems", hooguit de fensie, rechtspraak, algemeen bestuur en bepaalde politietaken, zoals surveillance. Bij het leger kan zelfs worden geprivatiseerd. In een privatiserings- onderzoek van opleidingsinstituten is opgemerkt, dat in het leger opleidingen zijn voor gewoon chauffeur en voor „chauffeur drie tonner". De laatste, typisch militaire opleiding met inbegrip van terreinrijden, camouflagewerk enz., moet natuurlijk aan het leger voorbehouden blijven, maar de opleiding voor gewoon chauffeur kan natuurlijk gemakkelijk worden uitbesteed. Zo zijn er meer typi sche defensiewerkzaamheden die kunnen worden uitbesteed. Van Berk bedankt de inleiders en besluit de studiedag met de con clusie, dat er goed aan wordt gedaan met z'n allen te streven naar een geleidelijke privatisering, die niet al te schokkend is voor het overheidspersoneel en toch het bedrijfsleven bevredigt. NGT GEODESIA 84 255

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1984 | | pagina 21