4
U-
firiïr
n
-I-
i
H
■it-
-s- il
I F"
II r
4?h- ~L-°±± 2*a-\V-l"
■éL c' r H
t
GEM. BASJfCHE D
5CAMI 1-.?00
normadZ-^ey^ro/ie/
3. Op deze tekening staat de voorgenomen aanleg van de gedeel
ten Remweg en Dasweg. De gegeven hoogtematen slaan op de
kruinhoogte van de voorgenomen weg. De kruinhoogten er
tussen verlopen gelijkmatig.
Gevraagd:
a. Schets dwarsprofiel A van de Dasweg en geef daarin belang
rijke hoogten en materiaal aan, en ook het minimum peil van
de aanliggende woningen.
b. Geef de hoogte aan van de genummerde kolktypen en schets
waar je bij de kolk de hoogte meet.
c. Omschrijf mogelijk bedoelde materialen onder A t.m. F.
Tijd: 100 min.
11
V li if
bVABSPROFIFL A.
4. Op deze tekening is een deel van een lengteprofiel en een nor
maal dwarsprofiel, alsmede de aslijn van een voorgenomen
wegtracé weergegeven.
Gevraagd:
a. Teken de dwarsprofielen 0 t.m. 4 (schaal 1 100/100) en hier
in de nieuwe toestand en de bestaande hoogte. (Deze loopt,
loodrecht op de as, horizontaal.)
b. Teken de situatie verder uit (1 500).
c. Bereken de hoeveelheid te verzetten en te leveren grond, als
is bepaald: cunet zand tot 0,6 m onder peil. Het ophoogzand
mag ter aanvulling worden gebruikt.
d. Is er nog sprake van een ,,overhoogte" voor de op te bren
gen grond? Motiveer het antwoord!
Si 2
re rereHf s/ ^/rvotr/e /90e
OS v(y
.'00 PrSTAfrQEH
0.10HOocre W
neocrz kryi
■4. n- prof/ei
*0£Ll"VG '/«WC
0.6sr> ci/nét zan c/ tsapfoo
ojrr} k k mott/ïe.
V 5'0-2*
'/e/fyoojJ
N v <yayj
BEDRIJFSKUNDE
Burgerlijk recht
1. a. Wat is een verbintenis?
b. Waaruit kunnen verbintenissen ontstaan?
c. Geef voorbeelden van verbintenissen, ontstaan uit de in
vraag 1 b bedoelde bronnen.
d. Hoe kunnen verbintenissen tenietgaan?
2. a. Wat is een pachtovereenkomst?
b. Hoe lang duurt een pachtovereenkomst?
c. Wat zijn de verplichtingen van de pachter?
d. Wat zijn de verplichtingen van de verpachter?
e. Wie moet de overeenkomst goedkeuren?
f. Kan de pachtprijs worden gewijzigd?
3. Geef de verschillen aan tussen bruikleen en verbruikleen.
4. a. Onverschuldigde betaling doet een verbintenis ontstaan.
Wat houdt die verbintenis in?
b. Wat is een natuurlijke verbintenis?
5. Wat wordt verstaan onder:
a. hoofdelijkheid:
b. ontbindende voorwaarde;
c. subrogatie;
d. retentierecht;
e. lastgeving.
6. a. Wat verstaat men onder een wanprestatie?
b. Welke rechtsvorderingen heeft de schuldeiser?
c. Kan men zich bij wanprestatie op overmacht beroepen? Zo
ja, wat zijn dan de criteria?
Administratief recht
1. In artikel 1219 BW wordt vermeld, dat de kadastrale kenmerken
in de hypotheekakte moeten worden gebruikt.
a. Wat zijn kadastrale kenmerken?
b. Hoe wordt dat uniforme gebruik van die kadastrale kenmer
ken genoemd?
c. Waarvoor dient een hypotheekakte en wat voor soort zakelijk
recht is dit?
2. Op welke manier(en) kunnen wijzigingen in de rechtstoestand
van percelen ter kennis komen van de afdeling BJZ van de
dienst KADOR?
3. Hoe kan men bij de afdeling BJZ nagaan of iemand op een be
paald perceel een hypotheek heeft?
4. Wat verstaat men onder:
a. nummerkaart;
b. register 9 post;
c. hulpkaart;
d. appartementsindex;
e. originaire wijze van eigendomsverkrijging.
5. In Nederland geldt het z.g. negatieve stelsel".
Wat houdt dit principe in?
6. Een gemeente wil een gedeelte van haar grondgebied als woon
wijk bestemmen.
Welke planologische maatregelen moet de gemeente nemen?
LANDMEETKUNDE
1
Tijd: 100 min.
Een van de waterpasinstrumenten is het waterpasinstrument
met reversie-niveau.
Hoe kunt u toch de juiste aflezing bepalen, terwijl dit toestel niet
is geregeld?
2. Bij het waterpassen uit het midden worden diverse fouten geëli
mineerd.
a. Wat wordt bedoeld met waterpassen uit het midden?
b. Welke fouten worden niet geëlimineerd?
3. Wat is het effect van het waterpassen met een baak, waarvan
het doosniveau is ontregeld:
a. in vlak terrein;
b. in hellend terrein.
4. Wat zijn de opstellings- en regelingseisen van een automatisch
waterpasinstrument?
5. Wat verstaat u onder:
a. een hoogtecijferkaart;
b. een vizierlijn;
c. de richtlijn van het buisniveau;
d. de parallax.
6. Er wordt opdracht gegeven een terreinwaterpassing volgens de
ruitennetmethode uit te voeren. Er blijkt alleen maar een laser
beschikbaar te zijn.
a. Welke andere methode(n) van terreinwaterpassing kent u?
b. Welk type laser wordt door u gebruikt?
c. Beschrijf kort en bondig hoe deze meting moet worden uitge
voerd.
7. Op het traject van bout A naar bout E worden drie tussenbouten
gewaterpast, nl. B, C en D. De meetresultaten zijn:
268
NGT GEODESIA 84