deze behoefte slechts zelden bewust. Hetzelfde geldt voor de gemeenten. Bij de grootste gemeenten is echter enige bewustwording merkbaar, hetgeen zich uit in het vormen van een eigen landmeetkundige dienst. Van Steenis verwijt het management van grote bouw werken onvoldoende aandacht voor de landmeetkunde. Hij verwacht dat de geodetisch ingenieur hierin verande ring zal brengen. Voorshands acht hij de kansen voor de geodetisch ingenieur om bij een ingenieursbureau te kunnen gaan werken, op de korte termijn nog gering: Temeer waar een door de staat gesubsidieerd lichaam als de Nederlandse Heide Maatschappij aanbiedingen doet die ver beneden de kostprijs liggen en de Meet kundige Dienst van de Rijkswaterstaat het betrekkelijk kleine arbeidsveld mede afroomt". In het tweede lustrumboek van 1955 bevindt zich een lijst van landmeetkundige diensten in Nederland. Als particuliere ondernemingen, al dan niet gesubsidieerd door de staat, die voor derden werken, zijn daarvan aan te merken: - CV Ingenieursbureau Van Steenis WA; - Nederlandse Heidemaatschappij; - NV Grontmij; - Administratief Technisch Bureau; - KLM Aerocarto. Van het bestaan van particuliere landmeters wordt geen melding gemaakt. Anders dan in de omringende landen met hun vele kleinere particuliere landmeetkundige bu reaus, geschiedt in ons land het ondernemen in de geo desie in die eerste naoorlogse periode in hoofdzaak door de grotere civieltechnische en cultuurtechnische bu reaus. Vanaf 1950 zijn voor de zich snel uitbreidende industrie en bevolking tal van voorzieningen nodig. Een goede fei telijke informatie omtrent de terreingegevens is onont beerlijk voor de planvorming en realisering van dergelijke voorzieningen. Van Steenis schrijft in 1950, dat deze noodzaak nog maar nauwelijks wordt ingezien door de verantwoordelijke functionarissen. Dat verandert echter in de loop der jaren. Wellicht door schade en schande en door toedoen van de landmeetkundige wereld wordt thans het belang van een adequate inventarisatie van de topografische en hoogtegegevens ingezien. De vele gemeentelijke land meetkundige diensten bewijzen dit. Ook is het aantal bu reaus dat zich met geodesie bezighoudt, danig toegeno men. Waren er in 1950 slechts vier op de „markt" ope- rende ondernemingen, thans vermeldt de adreslijst van afgestudeerde HTS-ers landmeetkunde zo'n twintig be drijven, waar het vak voor derden wordt bedreven. Vermoedelijk resulteerde de loop der dingen in een ander takenpakket dan in 1934 het geval was. Van het twintig tal bedrijven heeft het leeuwendeel een breder werkter rein dan alleen de geodesie. Mijns inziens is dat ook be ter. Zo'n bedrijf is daardoor minder kwetsbaar en de landmeters zijn dan „van huis uit" gewend om met men sen uit andere vakgebieden samen te werken. Ook kun nen de indirecte, dat wil zeggen niet rechtstreeks aan werken toe te rekenen, zogenaamde „overheadkosten" bij de grotere op een breed terrein werkzame bureaus re latief lager liggen dan bij kleinere eenzijdig opererende bureaus. Riemersma schets in NGT Geodesia van april 1984 de komst van landmeters uit het bedrijfsleven in de hydro grafische wereld. Met name ten behoeve van het verza melen van gedetailleerde informatie van de zeebodem voor het verankeren van drijvende boorplatforms, het plaatsen van „jack-up" platforms op de zeebodem en het leggen van pijpleidingen zijn goed opgeleide be kwame specialisten nodig. De geodetische markt De geodetische markt wordt gevormd door het totaal van geodetische activiteiten. Voor ons land kunnen wij haar opsplitsen in een „gebonden" en een „vrije" markt. Op deze markten zien wij de specialisten-uit voerders opereren ten behoeve van de opdrachtgevers gebruikers. Tot de „gebonden markt" rekenen wij de geodetische activiteiten die instanties en bedrijven zelf ondernemen om in hun geodetische behoeften te voorzien. Meestal wordt daartoe binnen de organisatie een gespecialiseer de afdeling of dienst geformeerd. Voorbeelden zijn de landmeetkundige diensten van het Kadaster, de Rijks waterstaat, provincies, gemeenten en bedrijven. In tijden van een te gering werkaanbod vanuit de eigen organisatie kan de dienstverlening van zo'n gespeciali seerde eenheid zich op de „vrije markt" gaan richten. Van Steenis spreekt in 1950 zijn afkeuring uit over dit verschijnsel. Of dit verwijt ter harte is genomen, weet ik niet; wel is de Meetkundige Dienst van de Rijkswater staat in de zeventiger jaren in toenemende mate land meetkundige werkzaamheden gaan uitbesteden, het geen overigens in de laatste jaren in dezelfde mate weer minder werd. Onze collega's in de hydrografische sector menen zelfs concurrentie van Rijkswaterstaat te onder vinden en bepleiten een andere opstelling van deze Dienst. Ik kom hier nog op terug. De „vrije markt" omvat het totale aanbod van aan der den uitbestede geodetische werkzaamheden en vormt daardoor het complement van de gebonden markt. Op drachtgevers zijn overheidsinstanties, semi-overheidsin- stanties en bedrijven. Voor een deel voeren deze dien sten ook zelf geodetisch werk uit en bewegen zich daar door tevens op de gebonden markt. Opdrachtgevers van geodetisch werk zijn onder andere: - Rijksdiensten als: Kadaster, Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat, Rijksdienst voor de IJsselmeer- polders, Landinrichtingsdienst, Staatsbosbeheer, Ba- bov en Genie. - Overheidsbedrijven en -deelnemingen als: PTT, Ne derlandse Spoorwegen, DSM en Nederlandse Gas unie. - Provinciale diensten en bedrijven als: provinciale wa terstaat en provinciale nutsbedrijven voor elektrici teit, water en gas. - Lagere overheidsinstanties en hun diensten als: ge meenten, waterschappen, recreatieschappen, ge meentelijke nutsbedrijven en diensten van openbare werken, grondbedrijven en landmeetkundige dien sten. - Particuliere ondernemingen als: aannemingsmaat schappijen voor de bouw, utiliteits-, wegen-, spoor- en waterbouw, mijnbouwondernemingen, indus trieën, projectontwikkelingsmaatschappijen, archi tecten- en stedebouwkundige bureaus, ingenieurs- en adviesbureaus. In het jaarverslag van het Kadaster van 1979 wordt het totaal van de landmeetkundige activiteiten die betrek king hebben op vervaardiging er. bijhouding van groot schalig kaartmateriaal in geld geschat op 300 miljoen gulden. NGT GEODESIA 84 243

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1984 | | pagina 9