GEODETISCHE ASTRONOMIE
In de geodetische astronomie houdt
men zich bezig met het bepalen van azimuths en geografische posities
door middel van het waarnemen van hemellichamen. Bij vele van deze
bepalingen is het nodig dat men nauwkeurig het tijdstip kent waarop een
hemellichaam wordt waargenomen.
Behalve een observatie-instrument moet de waarnemer dus een klok tot
zijn beschikking hebben. Om de miswijzing van die klok te kennen,
dienen periodiek vergelijkingen te worden uitgevoerd met de precisie-
tijdseinen die door diverse observatoria per radio worden uitgezonden.
Ook een radio-ontvanger behoort dus tot het instrumentarium. Daarnaast
is nog een chronograaf nodig, welke dient om de klokaflezing te registre
ren op het moment waarop het hemellichaam wordt waargenomen.
Men kent zgn. primaire metingen (voor bepalingen tot op onderdelen
van een boogsecunde nauwkeurig) en secundaire metingen (voor bepa
lingen tot op enkele boogsecunden nauwkeurig).
Met dit onderscheid wordt in het hierna volgende rekening gehouden,
omdat de meetmethoden en het instrumentarium bij deze twee groepen
duidelijke verschillen vertonen.
Verder zal in hoofdzaak gesproken worden over het instrumentarium
en de meetmethoden die in de laatste twintig jaren zijn gebruikt.
Secundaire metingen
Omstreeks 1940 bestond het gebruikelijke instrumentarium uit een
theodoliet, een scheepschronometer, een radio-ontvanger en een stop
watch of een chronograaf.
In die dagen werden de tijdseinen dikwijls slecht ontvangen en de toen
in gebruik zijnde loodzware chronograaf was niet altijd bedrijfszeker. De
lezers, die indertijd het practicum geodetische astronomie hebben door-
129
DOOR IR. J. ROLFF
CHIEF-ENGINEER BIJ HET SMITHSONIAN ASTROPHYSICAL OBSERVATORY, CAMBRIDGE (u.S.a)