onpersoonlijke kracht was, maar het werk van mensen van vlees en bloed, met al hun idealen, tekort
komingen en verwachtingen. Door deze omstandigheden kreeg in Nederland de techniekgeschiedenis
in de loop van de jaren zeventig binnen enkele jaren een vaste voet aan de grond. Ook de historisch
geïnteresseerde ingenieurs boekten intussen hun successen. In 1974 organiseerde het Koninklijk
Insitimt van Ingenieurs (klvl) een congres over 'Industriële Archeologie', dat onder meer impulsen
gaf aan de vorming van een vereniging van vrienden rond het in 197-5 geopende Technisch Tentoon
stellingscentrum (TTC) van de Technische Universiteit Delft. Uil initiatieven als deze kwamen op den
duur stabiele en bloeiende organisaties voort. Door het professionaliseringsproces dat beide segmenten
van de techniek-historische gemeenschap doormaakten, maar vooral ook door het feit dal de meeste
maatschappelijke groeperingen in Nederland steeds minder zwart-wit over de techniek gingen denken,
nam in de loop van de jaren tachtig de polarisatie tussen beide groepen techniekonderzoekers sterk af.
Niels symboliseert dit beter dan de oprichting van Stichting Ilistorie der Techniek (SHT) in 1988.
Op initiatief van het Klvl werd toen een organisatie geschapen waarin verschillende onderzoekers
participeerden die oorspronkelijk afkomstig waren nil rle WTS-beweging. Een nieuwe fase in het
professionaliseringsproces van de Nederlandse techniekgeschiedenis was daarmee aangebroken.
Vanuit de ingenieurswereld zijn, met wisselend succes, diverse initiatieven ontplooid. In 1075 besloot
de Technische Universiteit Delft, gesteund door het Klvl en de Commissie Technische Wetenschappen
van de Academische Raad, tot oprichting van het genoemde Technisch Tentoonstellingscentrum.
I let TTC organiseerde onder leiding van J.H. Makkink (vooral technische) tentoonstellingen, deels in
eigen beheer, deels geleend van musea in binnen- en buitenland. In 1993 werd het TTC voortgezet als
zelfstandige organisatie: het Techniek Museum Delft. I let TTC was ook aanleiding tot de oprichting
van Histenica, de Vereniging van Vrienden van het TTC. Regelmatig worden er door deze vereniging in
samenwerking met de afdeling Geschiedenis van de Techniek van het Klvl voordrachten georganiseerd.
Initiatiefnemer tot deze afdeling was ir. H. Klaassen. Begonnen als stuurgroep binnen de afdeling voor
Werktuig- en Scheepsbouw van het Klvl, kreeg dit deelterrein in 1980 de status van een afdeling
vanwege de grote belangstelling die er voor de geschiedenis van de techniek bestond. In 1984 besloot
het Klvl in samenwerking met de Technische Universiteit Eindhoven tot een historisch onderzoek naar
de techniek en de industrialisatie in Nederland. Dit leidde dan in 1988 tot de oprichting van de SHT.
De universitaire techniekgeschiedenis is in Nederland zeker geen professionele discipline met een eigen
methode, begrippenapparaat, geheel van probleemstellingen en zo mogelijk een eigen professionele
vereniging, opleiding voor nieuwelingen of afzonderlijke arbeidsmarkt. De grenzen met naburige
disciplines (zoals bedrijfsgeschiedenis, wetenschapsgeschiedenis en sociaal-economische geschiedenis)
en tussen de 'professional' en de 'amateur' zijn betrekkelijk arbitrair en vaag.
Op de drie Technische Universiteiten (Delft, Twente en Eindhoven) is er sinds de jaren zeventig een
doorlopende reeks van activiteiten geweest op het gebied van de techniekgeschiedenis. Aan de
Technische Universiteit Delft gaf J.M. Dirkzwager vanaf 1970 een serie colleges over de geschiedenis
van de techniek. Na zijn vertrek in 1974 kwam aan het onderwijs tijdelijk een einde, maar enkele jaren
later werd liet vak weer nieuw leven ingeblazen dankzij colleges door verschillende docenten, elk
gedurende één of meerdere jaren gegeven. Door de structurele benoeming van een hoogleraar in de
geschiedenis van de techniek is aan deze situatie een eind gekomen. Binnen het leerstoelgebied is onder
meer onderzoek verricht naar de geschiedenis van de waterstaat (in samenwerking met de SHT) en
van het rekenen en de gegevensverwerking. Er werden echter op meer plaatsen van de Delftse univer
siteit activiteiten ontplooid. Bij de faculteit Industrieel Ontwerpen w erd in 1981 11. Baudet benoemd
voor het geven van onderwijs in de geschiedenis van mens-produkt-relaties. Binnen de vakgroep
geschiedenis van de Universiteit Twente is de aandacht verschoven van de techniekgschiedenis naar de
O 0
wetenschapsgeschiedenis. 1 Iet zwaartepunt van het techniek-historische onderzoek in Twente
verplaatste zich naar het Centrum voor Vraagstukken van Wetenschap, Techniek en Samenleving, dat
in de jaren zeventig was opgericht. Onder leiding van Boskma, Van Schelven en Sacher startte daar in
het begin van de jaren tachtig een techniek-historisch onderzoek dat werd uitgevoerd door WE. Bijker
en E. van Oost. Bijker, die zijn onderzoek later aan de Rijksuniversiteit Limburg voortzette, onderzocht
8