de geschiedenis van een aantal innovaties om zo 'patronen' van technische ontwikkeling op het spoor
te komen. Bijkers aanzet tot theorievorming kreeg internationale vermaardheid en werd opgepakt door
onderzoekers die nauw betrokken zijn bij het werk van de SHT naar de technische ontwikkeling in
Nederland in de twintigste eenw. Een van de grootste onderzoeksgroepen in de jaren tachtig bevond
zich aan de Technische Universiteit Eindhoven. De start van het programma lag in liet onderzoek naar
de geschiedenis van het ingenieursberoep in Nederland. Met steun van het Samenwerkingsorgaan
Brabantse Universiteiten en de Stichting voor Historisch Onderzoek (NWO) werd vervolgens promotie
onderzoek verricht naar innovaties in de katoendrukkerij, suikerindustrie en machinenijverheid in de
negentiende eeuw. Op basis hiervan kwam een project tot stand onder de titel Techniek en
Industrialisatie in Nederland. De onderzoeksgroep zocht steun hij het KIvI. Daaruit kwam de SHT
zoals eerder vermeld voort die het programma uitbouwde en het een breder maatschappelijk draagvlak
gal. Ook aan de algemene universiteiten kwam techniek-historisch onderzoek van de grond. Zo heeft
er jarenlang een centrum voor onderzoek bestaan aan de Rijksuniversiteit Leiden. Aan de Universiteit
Utrecht doceerde E.J. Fischer geschiedenis van de techniek binnen de vakgroep Geschiedenis; hij werd
later bijzonder hoogleraar bedrijfs- en techniekgeschiedenis te Nijmegen. Aan de Nijmeegse universiteit
was er vóór de komst van Fischer al enig techniek-historisch onderzoek gedaan door een groep
onderzoekers verbonden aan de afdeling chemie. Vermelding verdient zeker ook het onderzoek door
.1. MacLean aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Verder kunnen onderzoeksactiviteiten gemeld
worden uit Rotterdam, Leiden, Maastricht en diverse andere plaatsen.
De SF1T is momenteel de belangrijkste organisatie die coördinerend, fondswervend en stimulerend in
het vakgebied optreedt. Zij wil met haar activiteiten de kloof tussen de moderne techniek en de cultuur
overbruggen. Naast het KIvI zijn elf organisaties in het bestuur vertegenwoordigd: de drie technische
universiteiten (Delft, Eindhoven, Twente), de Koninklijke Nederlandse Chemische Vereniging, de
I Iollandsche Maatschappij der W etenschappen, het Nederlandsch Economisch-Historiseh Archief, de
Nederlandsche Vereniging voor Management, de Nederlandsche Maatschappij voor Nijverheid en
Handel, het Bataafsch Genootschap der Proefondervindelijke Wijsbegeerte, de Industriebond FNV en
de Nederl andse Ingenieursvereniging NIRIA. Met de drie technische universiteiten onderhoudt de
Stichting speciale relaties. Met de faculteit Technologie Management van de Technische Universiteit
Eindhoven, in het bijzonder, kwam een samenwerkingsconvenant tot stand, waarin werd vastgelegd
dat de organisaties elkaar zullen steunen bij de ontwikkeling van het wetenschappelijk techniek-
historisch onderzoek. Hetzelfde gebeurde met de Universiteit Twente en de Universiteit Maastricht.
De eerste jaren in het bestaan van de Stichting waren gericht op een onderzoekprogramma over de
techniek in Nederland in de negentiende eeuw, hetgeen tussen 1992 en 1995 leidde tot een zesdelig
overzichtwerk. Op dit moment loopt een programma over de twintigste eeuw. Het onderzoek moet in
de komende jaren uitmonden in de uitgave van een zevendelige boekenreeks Techniek in Nederland in
de twintigste eeuw.
Het eerste deel is verschenen in 1998. Subsidies zijn verkregen van meer dan 100 ondernemingen en
instellingen. Universiteiten, NWO en Economische Zaken ondersteunen het programma met forse
bedragen. Er zijn ongeveer 80 onderzoekers bij betrokken en nagenoeg alle universiteiten.
De Stichting raakte betrokken bij tal van andere activiteiten. Zij ontwikkelde met uiteenlopende
organisaties bijzondere projecten waar én de organisatie én het vakgebied profijt van hebben. In
samenwerking met de Stichting Projectbureau Industrieel Erfgoed (PIE) werden studies verricht ten
behoeve van een beleid van het selectief behoud van het industrieel erfgoed in Nederland. Samen met
de Rijkswaterstaat werd een groots onderzoek programma opgezet over de geschiedenis van de waters
taatszorg en de Rijkswaterstaat in Nederland. Dit resulteerde in een geschiedschrijving ter gelegenheid
van het 200-jarig bestaan van de organisatie.
Er lopen nu onderzoekingen naar de geschiedenis van het Nat.lab van Philips en liet Centraal
Laboratorium van DSM.
Medio 1999 kreeg de Stichting de opdracht een onderzoek naar de geschiedenis van het Kadaster te
verrichten. Hoewel het Kadaster een geschiedenis heeft van meer dan 150 jaar, zal het accent in het
onderzoek liggen op de na-oorlogse periode. Vergeleken met de eerste honderd jaar zijn de verande-
9