Kaapprovincie. Ook in ons land bleek deze 'ideale' blokindeling, zoals in de Beemster, geen succes en is daarna bij de droogleggingen niet meer herhaald. In hoofdstak (III). 10 Geography and land administration (bij de I17C) (p. 187-209) is eveneens veel te vinden over landmetersingenieurs en hun werk. Zandvliet dwaalt echter wanneer hij op p.202 schrijft the land surveyor played a dominant role as bo th hydraulic engineer and land organizer. Het eerste is juist, zeker bij de waterschapslandme ters, maar onderzoek heeft uitgewezen dat de planning van de toedeling over het algemeen werd voorgeschreven en de landmeter alleen uitvoerder was. Op clie zelfde bladzijde wordt bij the overseas practise of long lots de indruk gewekt dat de daar beschreven methode overal door de IIIC werd toegepast maar ook dit is niet juist: het geldt alleen voor Suriname waar met 'kettingen(chains) en 'akkers(acres) werd gewerkt, zie hierboven. De bronnen die Zandvliet gebruikte gaan alleen over Suriname! En wanneer I Surinaamse ketting ("chain") 20,72 meter is (clat is juist) clan zijn 60 kettingen 1243,2 meter en niet 125 meter, zoals op p. 203 staat, en 160 kettingen dus ruim 3,3 kilometer en geen 332,5 meter! In het voorgaande zijn enige kritische opmerkingen geplaatst, maar clie cloen niets af aan de grote waardering die men moet hebben voor de veelheid aan informatie die de schrijver in zijn boek heeft verwerkt. Buiten reeds bekende feiten heeft de schrijver vee! aanvullende en nieuwe gegevens gevonden en genoemd. Geheel nieuw voor mij was datgene wat hij schrijft over Nederlandse landmeters op Formosa (Taiwan), ziep. 106-114, 139-144, 147-143, 154-159. In de Appendices worden de lotgevallen van cle archieven van de I OC en II 'IC beschreven, onder meer de roof door de Fransen onder Napoleon maar ook cle latere vernietiging omclat de kaarten verouderd en dus niet meer bruikbaar waren! Appendix 3 herat een lijst ran kaartenmakers van cle I OC en de II IC in de diverse orerzeese standplaatsen. II e vinden hier ook namen van ingenieurs, landmeters en fabrieken. Een welkome aanvulling op wat reeds bekend was. Ilet is alleen jammer dat Zandvliet zijn studie omstreeks 1700 beëindigd heeft. Kamt er ooit een aanvullende studie over de Se eeuw1 Zandvliet heeft vele jaren bij het Algemeen Rijksarchief in l)en Haag gewerkt en later bij de afdeling Geschiedenis ran het Rijksmuseum in Amsterdam. Hij werkte dus dicht bij de 'bronnenen dat is goed te merken aan deze uitgebreide en diepgaande promotie-dissertatie. Na Donkersloot (Topografische kaarten van Nederland vóór 1750) en Scholten (Militaire topografische kaarten 1579-1795) heeft de Nederlandse cartografische wereld er een schitterende deelstudie bij. I anwege de te verwachten buitenlandse belangstelling voor dit onderwerp is het boek in hel Engels geschreven. Dit heeft echter als nadeel dat aangehaalde oud-Nederlandse teksten in hel Engels zijn weergegeven. II il men weten wat er destijds precies geschreven is dan heeft men een probleem omdat 'terugvertalenniet de juiste oude tekst oplevert en in de meeste gevallen die tekst niet in een noot is weergegeven. Het omzetten van oud-Nederlandse teksten in het Engels blijft een moeilijke zaak. zo is een compass geen winkelkruis (p. 13S). Tenslotte nog een vraag: Haar ligt bij een cartograaf de grens tussen kleinschalig en grootschalig Op p. 112 en 113 staan vier kaarten afgebeeld. Hiervan zijn volgens Zandvliet drie grootschalig en een kleinschalig. Als geodeet zou ik ze alle vier kleinschalig noemen Over de uitvoering niets dan lof, het boek is rijk geïllustreerd en de vele kleurenillustraties zijn een lust roar liet oog, zij maken dit boek tot een waardevol bezit, ook voor landmeters en geodeten. H.C. Bonis l<>

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 1999 | | pagina 18