gedegen historische kennis ter zake, projecteert hij een bonte reeks viewgraphs van schansen, bolwerken en andere vestingwerken, zowel in ontwerp, aanbouw als welstand. In totaal een kleine honderd, maar het hoge tempo (gemiddeld twee per minuut) doet geen afbreuk aan de boodschap: geodeten/landmeters waren onmisbaar bij de inrichting van s-lands verdediging. Zij zorgden ook voor de vroege gewestelijke topografische kaarten en stadsplattegronden en, als militair-ingenieurs, projecteerden zij daarop nieuwe vesting werken en zetten die uit itt het terrein. Cartografie is een onmisbare specialisatie van later. Als geodeet weet spreker daar overigens alles van. Van doelmatig kaartgebruik heeft hij zijn specialisme gemaakt. Vandaag gaat het over de militaire gebruiker. Va r i der Schans heeft veel waardering voor de Franse vestingbouwer Sebastian Ie Prestre de Vauban (1633-1707) maar minder voor diens Nederlandse collega Menno van Coehoorn (1641-1704). die niet zozeer een bouwkundige, als wel een houwdegen zou zijn geweest. Aandacht voor de Italiaanse vestingbouw is uiteraard niet vreemd aan de presentatie van vanmiddag. Veel van het Nederlandse vestingverleden is verloren gegaan door stadsuitbreiding en -vernieuwing. Bergen op Zoom is daarvan het trieste voorbeeld. Soms worden de oude vestingwerken zo goed en zo kwaad in hun oude glorie hersteld. Daarvan is Boertange het lichtende voorbeeld vooral op de luchtfoto van het besneeuwde stadje is dat goed te zien. Belangstellenden kunnen zich na de voordracht nader oriënteren in de literatuur die spreker hiertoe uil eigen bibliotheek heeft meegebracht en die ter inzage ligt. De voorzitter wuift Van der Schans bescheidenheid weg door te stellen dat het zijns inziens kenmerkend voor een wetenschappelijke benadering is dat het beweerde kan worden gestaafd en geverifieerd, een criterium waaraan de voordracht zeker voldeed. Na de pauze, waarin ruimschoots kennis en informatie werd uitgewisseld, was de door de Stichting opgestarte inventarisatie van het Nederlandse 'geodetisch erfgoed het onderwerp. Belangrijk, want dit erfgoed vormt onmisbaar bewijsmateriaal voor geodetisch historisch onderzoek. Niet alleen de archivalia, maar alles wat met de vroegere beoefening van de geodesie te maken had. De instru menten krijgen voorlopig voorrang. Té gemakkelijk raken dezi met onbekende bestemming verspreid. Voor het bewaren van archieven bestaan regels; niet voor het bewaren van verouderd instrumentarium. Een oud landmeetkundig instrument is bovendien altijd een leuke verrassing bij jubileum of pensioen. Geen bezwaar, als De I lollandse Cirkel maar weet met welk instrument betrokkene wordt verblijd en waar hij hel laat. Jan Schut bijt het spits af. Van huis uit chemicus met landmeetkundige belangstelling, in het bijzonder voor de instrumenten. Al enkele jaren lid van de Werkgroep en nu io dat verband voor De Hollandse Cirkel projectleider Inventarisatie Instrumenteel Erfgoed. I lij schetst de ont wikkeling van het landmeetkundig instrumentarium, van de ijle, open 19e-eeuw.se constructies, via de compacte ge stroomlijnde mid-20e-eeuwse Wilds en Kerns, tot de verre gaand geautomatiseerde total stations van vandaag. De inventarisatie betreft het 'obsolete geodetische instrumen tarium in de ruimste zin, van analoge fotogrammetrische opname- en uitwerkingsapparatuur tot tekengereedschap. 'Obsoleet is alles wat niet meer wordt gebruikt. 'Obsoleet is dus ook een CPS-ontvanger van de generatie 1990. Die nieuwere apparatuur vormt overi gens wel een probleem. Er zijn er nog zoveel van en wat zal uiteindelijk blijken geschiedenis te hebben gemaakt? Traceren, selecteren, beschrijven, catalogiseren zijn sleutelbegrippen du de activiteiten van Sclmts team karakteriseren. Selectie is soms een pijnlijke zaak. Er wordt De nieuwe ingang ran hel l iniversiteilsinnsenm (foto A.M. den Boer) P P

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2000 | | pagina 9