Studiekeuze
uetumtm ./ucuTrtetotE
LUCHTKAAPTEEP/fIG H
Het heeft me altijd geïnteresseerd te weten
hoe geodeten tot hnn studiekeuze gekomen
zijn.
Een jaar of tien geleden heb ik een aantal
bejaarde geodeten geïnterviewd (op de band
opgenomen, band berust bij de NCG).
Daarbij was steeds mijn eerste vraag: hoe
kwam u tot de keus.
Maar weinigen hebben de keuze gemaakt
omdat zij een speeiale interesse hadden voor
hetgeen de geodeet doet, hoewel verschei-
denen een metend familielid hadden.
Voor mijzelf is dat eigenlijk wel het geval
geweest, hoewel ik het woord "landmeter"
pas veel later voor het eerst hoorde.
I oor mij is de basis gelegd toen ik als
padvinder kennis maakte met het werken
met kaart en kompas. Met voorwaarts
insnijden met een vizierkompas was ik met
13 jaar al bekend.
In 1938 was er op IIout rust in Den Haag een
legertentoonstelling. liet leger moest, gezien
de internationale toestand, populairder
gemaakt worden.
Als padvinder had ik vrij toegang en ik
bezoekt enkele malen de presentatie van de
geluidmeetdienst die toen ressorteerde onder
het 2e Regiment Veldartillerie.
Ik vond dat machtig mooi en toen ik in 1945 gekeurd werd voor de dienstplicht koos ik
bewust voor de Artillerie Meetdienst, waarschijn lijk tot verbazing van de indelingsofficier.
Inmiddels had ik in de laatste oorlogjaren gestudeerd voor de akte MO wiskunde. Eén van de
daarvoor gebruikte boeken was Leerboek der goniometrie en trigonometrie" van P. lij de nes.
liet laatste hoofdstuk daarvan heette "Landmeetkunde", 23 bladzijden geschreven door A.J.H.
Meertens, toen. of later, hoofd van de Rijksdrichoeksmeting. Daarin stond een afbeelding van de
Wild theodoliet Tl. Ik heb de bestudering van dat hoofdstuk niet tot het laatst bewaard. Zo wist
ik dus wat een landmeter was.
Ad mijn 31/'2-jarige diensttijd, in december 1949, werd ik leerling-tekenaar bij de Meetkundige
Dienst van de Rijkswaterstaat.
Belangstelling voor het militaire meten heb ik echter behouden, althans voor de geschiedenis
ervan. Zou iemand er eens een "kleine geschiedenis" van kunnen schrijvenIk vermoed dat de
eerste sporen in het begin van de jaren dertig te vinden zijn. J.M. Tienstra heeft er, als reserve
officier, vrij veel mee te maken gehad. Getuige daarvan is dat de IITW 1938 in net zo'n bruine
band ook verschenen is als "l'oorschrift Technische Werkzaamheden bij den Triangulatiedienst".
Mogelijk hebben ook Haasbroek en Jonas een rol gespeeld.
Ad de mobilisatie 1939 werd de Meetkundige Dienst, onder leiding van Schermerhorn ingezet om
fotokaarten te maken als schietkaarten voor de artillerie. Dat karwei dat als "codenaam
Eiichtkaartering XI droeg, is wellicht een uitvloeisel geweest van de activiteiten van de genoemde
'I Yin n ga lat i edien s t
Ik zon er zelf graag een onderzoekje naar starten, maar alle bronnen liggen in Den Haag, nog al
ver van Enschede.
Henk Zorn.
Fragment van een cartoon van Henk Bijtsma niet o.a.
een door militairen getrokken stereoscoop achter een
draagstoel met WS Willem Schermerhorn) op een dijk
in de Hollandse Waterlinie.