Cornelis jr. eerst rechten, later medicijnen aan de destijds toonaangevende Gelderse Akademie te
I larderwijk. Eenmaal huisarts te Amsterdam, was hij een vurig patriot en wist hij te bewerkstelligen
dat de magistraat de stad zonder slag of stoot overgaf toen de Franse legers zich in januari 1 "795
opmaakten voor de aanval. Aldus begon zijn militaire loopbaan als commandant van Amsterdam en
ging een jongensdroom - hij had militair willen worden - alsnog in vervulling. I iteindelijk zou hij het
onder koning Lodewijk brengen tot Minister van Oorlog.
Interessanter voor ons zijn echter zijn bemoeienissen met een uniforme, topografische kartering van
Nederland, mede voor militaire doeleinden, maar vooral uiting gevend aan de eenheid van de Bataafse
Republiek. De werkzaamheden begonnen in 1798 - het jaar van de oprichting van de Rijkswaterstaat -
met de landelijke inzameling van bestaand, deels militair, kaartmateriaal in een poging om door
compilatie een uniforme en betrouwbare kaart van de lage landen samen te stellen op schaal I
115.200. zijnde 1 Rijnlandse duim: 800 Rijnlandse roeden. Toen bleek dat het in vele opzichten
inhomo'iene. onvolledige en onbetrouwbare materiaal daarvoor te onsamenhangend was. w erd besloten
O O
tot het nieten van een landsdekkend driehoeksnel dat zich
uiteindelijk zou uitstrekken van Duinkerken tot in Oost-
Friesland. De hoekmetingen werden in de jaren 1802-181 I
uitgevoerd met een zogenaamde repetitiecirkel, vermoedelijk
het instrument dat thans wordt gekoesterd als een van de
topstukken in de gezamenlijke collectie van de Tl I) Afdeling
Geodesie en de Nederlandse Commissie voor Geodesie". 1 let
driehoeksnet vormde tot 1 (>32 de meetkundige grondslag onder
de opvolger van de 9-bladige kaart van Kraycnhoff: de
Topografische en Militaire Kaart van het Koninkrijk der
Nederlanden'". Die rol werd toen overgenomen door het net van
de Rijksdriehoeksmeting (de RD). uitgevoerd onder auspiciën
van de Rijkscommissie voor Graadmeting en Waterpassing, een
voorloper van de zojuist genoemde Commissie voor Geodesie.
Onroerend-goed-belasting was er vroeger ook al: in het grijze verleden wordt al gewag gemaakt van de
verponding, geheven op basis van verbale kohieren, waaraan gewoonlijk geen kaarten ten grondslag
lagen en waarbij willekeur van maatvoering - men rekende niet in genieten vierkante meters, maar in
plaatselijk gangbare geschatte schepels, mudden en morgens - op de loer lag. Dat kon niet langer en in
1807 werd besloten tot een generale en uniforme opmeting van alle percelen in het land met als doel
aldus te beschikken over een eerlijke grondslag voor de heffing van grondbelasting. De uniformiteit
van deze meting zou worden bevorderd door de invoering van het metrieke stelsel, waarvoor eveneens
werd geijverd. Een en ander werd de aanzet tot het landelijke kadaster, dat inderdaad metriek onder
bouwd, in 1882 werd ingevoerd' I oen niet in de eerste plaats ter waarborging van rechtszekerheid
op grond, maar als grondslag voor belastingheffing. Tegenwoordig ook voor de Waterstaat onmisbaar
als er ruimte moet worden gemaakt voor de uitvoering van nieuwe werken: w egen, spoorwegen,
tunnels, waterkeringen. Door de perceelsgewijze, nauwgezette kadastrering was er in 1832 voor het
eerst een meetkundig getrouw beeld van de eigendoms- en bezitsverhoudingen in Nederland en kwam
ons land. althans in horizontale zin nauwkeurig op maat. De uitkomsten van de kadastrering vormden
aldus een waardevol basisbestand voor de in uitvoering zijnde topografische kartering.
11 N.D. Haasbroek, Investigation of the accuracy of Krayenhoff's triangulation (1802-1811) in Belgium, The Netherlands and part
of North Western Germany, Delft 1972.
12 J.A. van der Linden, Topografische en Militaire Kaart van het Koningrijk der Nederlanden, Bussum 1973.
13 P. den Haan e.a., Op goede gronden, 's-Gravenhage 1982.
Repetitiecirkel ran Borda/Lenoir,
waarschijnlijk door Kraycnhoff
gebruikt bij zijn triangulatie ran het
Koninkrijk Holland S 02- IS 11).
Coll. \/d. Geodesie. 77 Delft.