zoon Johannes Albertus (*1879) zag het boerenbedrijf niet zitten en ging op jeugdige leeftijd te Zutphen in de leer als timmermansknecht. Hij verhuisde later naar Apeldoorn en na daar gewerkt te hebben als timmerman, tekenaar en leraar aan de ambachtschool, begon hij er in 1919 het genoemde architectenbureau, dat door zijn zoons en gelijknamige kleinzoon (*1941) werd voortgezet. Jacob Heuvelink, Jan Willems broer dus, was al in 1798 als timmerman in Zutphen gevestigd. Zijn zoon Evert Jan werd daar schoenmaker. Marten JJeuvelink, tenslotte, trouwde in 1803 te Arnhem en toen zijn in 1806 geboren zoon Hendrik Jan - de latere stadsarchitect - in 1830 als schrijnwerker (meubel maker) in het huwelijk trad. bleek dat diens inmiddels overleden vader timmermansknecht was geweest. Hendrik Jan werd niet zómaar stadsarchitect. In 1833 was hij nog Agent van Kazernering, maar na een opleiding in de bouwkunst bij het Genootschap Kunstoefening te Arnhem, volgde hij in 1841 zijn leermeester Anthony Avtink van Falkenstein (1797-1840) als stadsbouwmeester op, voorlopig in tijdelijke dienst." Dadelijk bij vaste aanstelling in 1849 kreeg Heuvelink opdracht tot het maken van een "Plan tot den uitleg van de stad Arnhem", wat in 1853 leidde tot het genoemde plan Heuvelink. Op schaal 1 2.500 heeft Arnhem hieraan een fraaie gedrukte 19e-eeuwse plattegrond overgehouden, met daarop de voorziene nieuwe toestand op de oude geprojecteerd." Het plan Heuvelink werd bepalend voor het toekomstige aanzien van Arnhem. Wonend "bij de Schoolplaats" kregen de 'Agent van Kazernering' en zijn vrouw Maria Appeldoorn in 1833 een eerste zoon: Hendrik Jan. Deze H.J. Heuvelink junior was timmerman toen hij in 1860 trouwde met Johanna Frederica, dochter van de steenhouwer en metselaar Carel Otto Knoops." Toen op 3 september 1861 in de Vossenstraat hun eerste kind Hendrik Jan werd geboren, was Hendrik Jan junior volgens het adresboek van Arnhem nog timmerman, maar de ambtenaar van de burgerlijke stand noteerde toen al dat de vader architect was. Rond 1870 stond Hendrik Jan junior tevens als steenbakker (-fabrikant) te boek: hij woonde toen aan de Velperweg. Kort daarna woonde hij aan de door hem zelf over de grond van het 17e-eeuwse buiten Het Gelderse Spijker aangelegde Parkstraat. Architect Hendrik Jan junior was een vermogend man en zijn eigen grondbezit in het zuidoosten van de stad bood hem gelegenheid in 1877 te komen met zijn Boulevardplan, een uitbreidingsplan voor het gebied ten zuiden van het Spijkerkwartier. De ruggengraat van het ontworpen Boulevardkwartier zou worden gevormd door een 20 meter brede rustieke boulevard.1" Naar aanleiding van een door de architect gevraagde gemeentelijke subsidie zou aan de realisatie van het plan veel bestuurlijk geharrewar voorafgaan, een zaak waarin de Kroon ten genoege van Burgemeester en Wethouders een besluit van Gedeputeerde Staten vernietigde. Toen het plan uiteindelijk tot uitvoering kwam werd Het Gelderse Spijker, om het behoud waarvan het tracé was aangepast, alsnog gesloopt. Hoewel de Boulevard minder statig werd dan gepland, ging de architect er zelf wonen. Nadat hij er in 1901 was overleden, werd zijn naam eraan verbonden. Zijn oudste zoon, Hendrik Jan dus, werd in 1875 in Arnhem als leerling ingeschreven de Lorentz HBS, die hij in 1880 verliet met de aantekening: "Naar Delft voor ingenieur"." Hendrik Jan werd dadelijk in 1880 bij de toenmalige Polytechnische School te Delft ingeschreven als student in de civiele techniek en bouwkunde om er in 1884 de graad van civiel-ingenieur te behalen. Op aanbeveling van de in Delft toonaangevende hoogleraar in de wiskunde, het landmeten, het waterpassen en de geodesie dr. Ch.M. 6 Lavooij. 7 Ibid. 8 Zie: J. Augusteijn, De steden van de Veluwe. Historische plattegronden van Nederlandse steden, Gelderland deel 8.1Alphen a/d Rijn 1997. 9 Hij was de in 1794 geboren zoon van de apotheker Hendrik Gijsbert Knoops en behoorde tot het toenmalige Arnhemse patriciaat. Carel Otto had in 1826, samen met de latere stadsarchitect Aytink, de eed als rooimeester van Arnhem afgelegd (GAA, Oud Archief, inv. no. 1218, fol. 188). Rooimeesters hielden van stadswege toezicht op het naleven van de bouwvoorschriften. 10 Lavooij. 11 Gem. Archief Arnhem, Archief Lorentz HBS, inv. no. 80. 9

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2001 | | pagina 11