Schols12 - sedert 1871 zelf eiviel-ingenieur - werd ir. Hk. ,1. Heuvelink in 1885 aangesteld ltij de
Rijkscommissie voor Graadmeting en Waterpassing, een orgaan waarin hij - Schols - na het overlijden
van professor dr. L. Cohen Stuart sedert 1878 de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de
Rijksdriehoeksmeting en de landelijke Nauwkeurigheidswaterpassing droeg." Heuvelink had inmiddels
een baan in Rergen op Zoom, maar zag zijn aanstelling in Delft als een uitdaging: "Volgaarne neem ik
deze benoeming aan en hoop naar mijn beste wil en weten werkzaam te zijn bij de triangulatie van
Nederland, om zooveel mogelijk bij te dragen tot het welslagen daarvan ,M De geodesie en de
driehoeksmeting in het bijzonder zouden zijn verdere beroepsmatige leven in beslag nemen en vanuit
de bouwwereld (de architectuur en de civiele techniek) bezien raakte hij op een zijspoor. Voor ons
speelt hij hier echter de hoofdrol.
Op zijn 25e verjaardag, 3 september 1886, ging de jonge ingenieur in ondertrouw met Hendrika
Johanna Woutera Camelkoorn. de in 1861 eveneens in Arnhem geboren dochter van Reinierus Jacobus
Gamelkoorn - meubelmaker en hofleverancier in de Ketelstraat - en Christina Johanna Htipkes. Het
echtpaar Heuvelink-Gamelkoorn woonde in Delft aan het Oranjeplantsoen toen in juli 1887 hun eerste
kind. Johanna Frederika1'. werd geboren. In september 1862 zag op de Van Leeuwenhoeksingel een
tweeling, Christina Johanna en Hendrik Jan (de latere directeur van Bouwtoezicht en Woning-
voorziening in Arnhem), het levenslicht. Toen Schols in 1867 overleed, werd Heuvelink zijn opvolger
als hoogleraar aan de Polytechnische School (sedert 1905 aan de Technische I logeschool: TI I) en als
lid van de Rijkscommissie voor Graadmeting en Waterpassing. Daar was hij al jaren betrokken geweest
bij de uitvoering van de Rijksdriehoeksmeting; sedert 1885 bij de verkenning van het primaire net,
vanaf 1888 bij de hoekmetingen. Schols was de architect van het primaire driehoeksnet. maar de
uitvoering van het plan en de opzet van het secundaire net en de meting daarvan waren het levenswerk
van I leuvelink.1" I lij deed dit met grote toewijding en documenteerde de voortgang van zijn werk
nauwgezet en gedetailleerd. Daarom kon er in 2000 nog aan worden gerefereerd.'
Hel is niet de bedoeling liet vele werk van professor Heuvelink hier te bespreken. Zijn voor de geodesie
in Nederland, met al haar maatschappelijke toepassingen, letterlijk zo fundamentele bijdrage is
bekend. Als er aanleiding zou zijn Hit werk nader de analyseren, dan zou dat behoren te gebeuren in
een gedegen geodetische vakstudie. Nil, in deze beknopte biografie, is het in de eerste plaats de
bedoeling aandacht te vragen voor enkele van Heuvelinks persoonlijke omstandigheden om erop te
wijzen dat hij. waarschijnlijk door de belangstelling die zijn leermeester Schols bij hem voor de
geodesie had gewekt, in de bouwkundig ingestelde familie Heuvelink een buitenbeentje werd. Ter
herinnering toch enkele punten waarmee zijn naam verbonden is: de al genoemde beschrijving van de
stereografische projectie1", de meting van de basis bij Stroe in 19131'" en de methode van rand-
onderzoek bij theodolieten2".
12 Nieuw Ned. Biogr. Woordenboek, dl. VI, kol. 1228-1229.
13 N. van der Schraaf, "History of the Netherlands Geodetic Commission", The centenary of the Netherlands Ceodetic
Commission, Delft 1979, pp. 50-129.
14 Historisch archief van de Nederlandse Commissie voor Geodesie, brief no. 243, 9/6-1885, Heuvelink aan Schols.
15 Zij zou in 1911 trouwen met ir. W.H. Brinkhorst (1885-1952) die het, na een assistentschap aan de TH Delft, bij de
Rijkswaterstaat tot hoofdingenieur-directeur in Utrecht bracht en (A. Waaiewijn, Achter de bres, 's-Gravenhage 1990) van
januari 1944 tot augustus 1945 waarnemend directeur-generaal was. Brinkhorsts moeder was een volle nicht van prof.
Heuvelinks vrouw.
16 W. Schermerhorn, "Prof. ir. H.J. Heuvelink, 3 september 1961 - 26 juli 1949", Tijdschr. voor Kadaster en Landmeetkunde 65
(1949), pp. 297-301.
17 Zie noot 1.
18 Hk.J. Heuvelink, De stereografische kaartprojectie in hare toepassing bij de Rijksdriehoeksmeting, Delft 1918.
19 Ibid., Basis bij Stroe 1913, Delft 1932.
20 Ibid., "Bestimmung des regelmassigen und des mittleren zufalligen Durchmesser-Teilungsfehlers bei Kreisen von Theodoliten
und Universalinstrumenten", Zeitschrift für Vermessungswesen 1913, pp. 441-452.