legde liij in november 1931 de laatste hand aan zijn verslag van de basismeting bij Stroe. Het zal
vooral zijn afnemende gezichtsvermogen zijn geweest, waardoor hij zijn werkzaamheden moest staken.
In Arnhem beleefde bij in 1933 het zevende eeuwfeest van de stad en desgevraagd kon hij nog jeugd
herinneringen ophalen, met name over de perikelen rond het Boulevardplan van zijn vader. I lij bleel
tot zijn dood lid van tie Rijkscommissie, maar zou na 1940 de vergaderingen niet meer bijwonen.-'" In
de zomer van dat jaar was ook mevrouw Heuvelink overleden.
Heuvelinks enige zoon Hendrik Jan (*1892) studeerde bouwkunde aan de Technische Hogeschool en
woonde al in 1922 in Arnhem, waar hij ingenieur bij Gemeentewerken was; in juli 1921 was hij vanuit zijn
ouderlijk huis aan de Kanaalweg 5 in Delft getrouwd met Aletta Geertruida Brongers.-" Hendrik Jan werd
in 1957 in Arnhem gepensioneerd als directeur van Bouwtoezicht en Woningvoorziening; bij de weder
opbouw van de Grote- of St. Eusebiuskerk had hij nog zitting gehad in de commissie ter beoordeling van
het ontwerp voor de bekroning van de toren.-' Eerder adjunct-directeur van Gemeentewerken, werd hij
secretaris van liet Comité standbeeld voor Karei ran Egmond, hertog ran Gelreeen kunstwerk dat in april
1949 op de Jansplaats kon worden onthuld, hl juli 1917 had hij mogen getuigen toen zijn tweelingzus
Christina Johanna in Delft trouwde met ir. I iddo Waldrik Siertsema, zoon van professor dr. L.H.
Siertsema, hoogleraar in de theoretische en toegepaste natuurkunde aan de Technische 1 logeschool"1.
Professor Siertsema was van 1923 tot 1937 lid van de Rijkscommissie" en wellicht lieten de agenda's van
de vergaderingen hem ruimte om met zijn collega Heuvelink bij te praten over hun gezamenlijke vier klein
kinderen. I hm moeder, mevrouw C.J. I leuvelink-Siertsema, was een gedreven genealoge en al in september
1929 stond zij genoteerd als lid van het Koninklijk Nederlandsch Genootschap voor Geslacht- en
Wapenkunde. Zij publiceerde regelmatig in De Nederlandsche Leeuw, het periodiek van het genootschap
en waarschijnlijk aan haar verzameldrift dankt het Centraal Bureau voor Genealogie in Den Haag nog een
collectie familieberichten betreffende de Heuvelinks. In 1963 wist zij haar man Tiddo, oud-fabrieksdirec
teur, eveneens lid van het genootschap te maken; ook hij schreef herhaaldelijk in De Nederlandsche Leeuw.
Professor ir. Hk.J. Heuvelink, onze hoofdpersoon, overleed in Arnhem op 2b juli 1949, 87 jaar. Een
dag later - het toeval wil het - overleed in Apeldoorn zijn tweede-graads achterneef, de architect J.A.
I leuvelink; die werd 70 jaar. De overledenen waren in 1938 in de toenmalige monumentale - wat nu
zou heten - 'Wie is wie in Nederland' samen nog op één bladzijde geportretteerd. '- Ten gevolge van een
treinongeluk waren op 29 juli zijn leerling en opvolger Schermerhorn en enkele van professor
I leuvelinks oud-collega's verhinderd zijn begrafenis op Moscowa te Arnhem bij te wonen."
26 W. Knap en G.F.C. Vergouwe, Arnhem 1233-1933, Arnhem 1933, p. 270.
27 Van der Schraaf.
28 Hun huwelijk bleef kinderloos, zodat professor Heuvelinks tak in manlijke lijn uitstierf. De hoogleraar was omstreeks 1904 met
zijn gezin verhuisd naar de "zijbouw" van het Gebouw voor Geodesie, die ten behoeve van zijn voorganger Schols in de nieuw
bouw was opgenomen; zie: H.C. van der Hoek, "Kanaalweg 4", Lustrumboek Snellius 1970-1975, Delft 1970, pp. 237-250.
29 H.J. Heuvelink, "Bekroning toren St. Eusebius of Grote Kerk te Arnhem", Bouwkundig Weekblad 73 (1955), pp. 102-103.
30 Siertsema werd in 1902 leraar aan de Polytechnische School en was van 1905 tot 1929 hoogleraar aan de TH. In 1920 was hij
ere-promotor van zijn Leidse collega en Nobelprijswinnaar H. Kamerlingh Onnes, die in Delft - hij werkte van 1878 tot 1882 aan
de Polytechnische School - nog was ingevallen voor professor dr. J. Bosscha, hoogleraar natuurkunde (K. van Berkel, In het
voetspoor van Stevin. Geschiedenis der natuurwetenschap in Nederland 1580-1940, Amsterdam 1985, p. 146). Bosscha was
vanaf het begin in 1879 tot 1911 lid van de Rijkscommissie. In 1925 had Siertsema, samen met zijn collega's M. de Haas en
A.D. Fokker, het initiatief bij de instelling van de opleiding voor natuurkundig ingenieur aan de TH.
31 Daar bezette hij de plaats die 90 jaar lang kennelijk voor Leidse fysici werd ingeruimd: J. Bosscha (1879-1911), J.P Kuenen
(1911-1922), L.H. Siertsema (1923-1937), J.H. Oort (1937-1969).
32 H. Brugmans (inl.), Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden In woord en beeld, Amsterdam 1938, p. 651. In dit
biografisch werk werden ook de geodetisch hoogleraren Schermerhorn en Tienstra 'behandeld'.
33 Schermerhorn. Schermerhorn herinnerde zich 30 juli als datum van de uitvaart.