en vermakelijk gesprek gingen wij om klokslag twaalf naar bed. (p. 63). De volgende dag hebben Van
Lennep en Van I logendorp bij Van der Kemp lekkere baars en goed vlees gegeten, met sinaasappels en
rijnwijn als dessert en koffie, likeur en thee toe (p. 64). Kennelijk woonde de landmeter in Bolsward, of
had hij er lijdelijk zijn intrek genomen.
Enkele dagen later op bezoek bij tie Academie te Franeker zaten de reizigers aan tafel met de ingenieur
en landmeter I luguenin, een spraakzame en "prettige, jonge man", die het tweetal op de thee nodigde
en hen de fraaie kaarten toonde die hij van Groningen en Friesland gemaakt had (p. 71).' De volgende
dag, 11 juni. ging Van Lennep bij I hignenin "op de kamer nog een borrel halen (p. 72). Inmiddels
hadden Jacob en Dirk ook al een bezoek gebracht aan het planetarium van "de wolkammer Eise
Eisinga.
Zondag 22 juni achter het Groningse Kommerzijl op bezoek bij Douwe Martens Teenstra (p. 1 12).
Laat Douwe nu net donderdag zijn gestorven! Niettemin werden de gasten onthaald op pijpen en
likeur en mochten zij best even rondkijken, behalve dan in de grootste kamer, waar de overledene was
opgebaard. Op de korenzolder troffen zij "een vertrek vol sterren- en meetkundige werktuigen enz."
aan7
Twee maanden later, op maandag 18 augustus, meerden de reizigers, gekomen uit Utrecht, al vroeg af
te Vianen. Dadelijk - het was nog maar half negen - even de harde weg op naar 1 luize Vijverlust, om
een bezoek te brengen aan "de generaal Blanken" (p. 246). Deze ontving de heren "bijzonder
vriendelijk" en vertelde hun "veel over de waterstaat Daar had hij verstand van, want Jacob en Dirk
waren bij niemand minder op visite dan bij Jan Blanken Janszoon (17.>5-1838), de beroemde water
bouwer. die Vijverlust - aan de dijk, een kilometer of twee ten westen van Vianen - in 1816 had geërfd
van zijn schoonvader en daar in 1822 weduwnaar was geworden, .luist in 1823 werd Blanken door
koning Willem I tot staatsraad in buitengewone dienst benoemd.' Bij het afscheid kregen Van Lennep
en Van I logendorp van de inspecteur-generaal van de Waterstaat als aandenken nog "een mooie kaart
mee en de groeten thuis. Om half elf waren zij al op weg naar Everdingen.
Aaixloom
Jan Blanken, lith. S36,
Rijksprentenkabinet, Amsterdam.
Stellig hadden zij hier te doen met de eerste luitenant ingenieur Willem Ulrich Huguenin, die in de jaren 1820-1824 de leiding
had over de topografische opname van deze gewesten. Zie: P. Karstkarel, "Topografische kartering van noordoost-Nederland
1820-1824", Caert-Thresoor 2 1983), pp. 12-13.
Het Biographisch woordenboek der Nederlanden, deel VII, pp. 13-14 bevestigt dat Douwe op 19 juni 1823 overleed. Samen
met zijn reeds in 1813 overleden jongere broer Aedsge had hij in 1794 de bedijking van het Ruigezand, destijds buitendijks aan
de Lauerszee, aangepakt, compleet met de bouw van sluizen. Wellicht hadden de op de korenzolder aangetroffen "werktuigen"
daarbij hun diensten bewezen. De gebroeders Teenstra - zonen van Marten - waren ook in landbouwkundig opzicht vernufte-
lingen.
Nieuw Nederlands Biografisch Woordenboek, deel I, kol. 357-363. De Physique Existentie dezes Lands, Jan Blanken inspecteur-
generaal van de Waterstaat (1755-1838), essaybundel/catalogus bij de gelijknamige tentoonstelling, Rijksmuseum Amsterdam
1987.
I 4