ziclitig liepen we daar binnen en gingen we op 21 augustus 1961 ten anker. I let werven van personeel
bleek geen enkel probleem, we konden ter plaatse twee prauwen charteren (en dan bedoel ik eebte
uitgeholde boomstammen) met elk 4 of 5 mannen, waarvan de gezinnen op de zandrug aan de kust
(waar overigens vloedbos het landschap vormde) bivakkeerden. Die mensen waren daar aanwezig om
aan de kust vis te vangen, terwijl ze in een eerdere periode in het binnenland sago hadden verzameld.
Nog echte verzamelcultuur! De betaling van
deze mensen geschiedde in natura: rijst,
makreel in blik en tabak aangevuld met een
klein bedrag in geld.
Van het gebied beschikten we over een
topografische kaart, gemaakt uit lucht
opnamen in 1945 voor de Nederlands Nieuw
Guinee Petroleum Maatschappij (NNGPM),
die de kust en oeverlijnen wel netjes aangaf,
maar over diepte geen informatie verschafte,
want dat was precies waarvoor we daar
waren. We begonnen dan ook met het
opzetten van een driehoeksnet d.w.z. het
plaatsen van bakens, liet meten van de
hoeken in de hoekpunten, liet bepalen van
een zonsazimuth voor de oriëntatie en het
meten van tenminste één basisafstand tussen
twee hoekpunten. Daarbij kwam dan de
meegebrachte Tellurometer van pas, die
afstanden tot zeker 5000 in over water met
centimeternauwkeurigheid kon meten. De
coördinaten van liet beginpunt voor de
triangulatie werden ontleend aan de NNGPM
kaart, we hebben dus geen astronomisch
station bepaald.
De Tellurometer bracht ons in de verleiding
oin in ile primaire driehoek zelfs twee of drie
afstanden te meten. Dat leverde een interes
sant vereffeningsprobleem op, waarin de
beschikbare rekenschema's (Hydrografische
becijferingen 1950) geen directe oplossing boden. Van matrixrekening hadden we toen nog nooit
gehoord. (Je moet nooit meer dan één keer meten, want dat vraagt om moeilijkheden Voor de
hoekmetingen hadden we de beschikking over een Wild T2 theodoliet en, waar die niet bruikbaar was
omdat liet onmogelijk was 0111 een driepoot op te zetten in de modder, gebruikten we een triangulatie
sextant. Voor liet meten van het zonsazimuth gebruikten we de T2 met donker oculair (linkerrand
-rechterrand, rechterrand - linkerrand enz. met tijdmeting, waarvoor we tocli wel een tijdmeter hadden
meegenomen en zelfs op de Tasman was het mogelijk dagelijks een tijdsein te nemen).
Op 30 augustus 1961 was die triangulatie voltooid en verkasten we naar de iets zuidoostelijker gelegen
Pisangbaai bij Kaap Steenboom voor de herhaling van dezelfde exercitie, maar niet voordat we in een
gedeelte van de rivier, hoger stroomopwaarts, waarvan we aannamen dat het water daar voldoende
schoon en zoet zou zijn, water hadden bijgeladen. Onderweg werden ook nog een paar krokodillen
geschoten, waarvan de bemanning heeft gesmuld. Ook daar hadden we hulp van Papoea's met hun
prauwen voor het transport van mensen en materiaal naar en vau de diverse meetposities en voor liet
Triangulatiebaken in opbontr