opzetten van de bakens. Deze mensen hadden een onderkomen gebouwd op het kleine eilandje Poeriri in de monding van de rivier, En dat was echt een klein eiland van 50 bij 80 meter, begroeid met hoge Tjemara's en wat struikgewas Toen we hun vroegen, waar zij hun water vandaan haalden, toonden zij ons een kuiltje in liet zand en ja hoor: dat bevatte zoel water! Een prachtig voorbeeld van padvinderij of zo men wil van overlevingskunst! Op 10 september konden we vertrekken, want de triangulatie was voltooid en loden konden we (nog) niet omdat we geen echolood ter beschikking hadden. We hadden in het Tipoeka terrein 16 bakens opgezet en ingemeten en in het Pisangbaai terrein 14 stuks en daarvan was er één gemeenschappelijk in de twee afzonderlijk opgezette triangulaties. Naderhand is het verschil lussen die twee op elegante wijze opgelost door het geografische net van de ene een stukje naar de andere te verschuiven. Terug in Merauke hebben we vervolgens eerst de nodige becijfe ringen gemaakt om de triangulatie uit te werken en ons voor Ie bereiden op het lodingwerk in afwachting van de terugkeer van de Snellius van het lodingterrein in de Arafoerazee. Voor het vervolg werd de afspraak gemaakt flat het tourneejacht van de gouverneur, de Oranje, ondercommando van een voor- Hr.Ms. 'Snellius'... malige collega O.K. Kater, naar het gebied zou komen (de Tasman was niet langer beschikbaar) en dat de Snellius daar buitengaats rendez-vous zou maken om een motorsloep voorzien van echolood met dezelfde medewerkers aan gevuld met een motordrijver af te geven en dat we daarmee verder zouden werken. Aldus geschiedde op 27 september 1 I We waren intussen dus wel een paar weken verder, maar we konden hij terug keer op het terrein tevreden vaststellen dat de bakens er allemaal nog netjes bijstonden zodat we vrijwel onmiddellijk met het lodingwerk konden aanvangen. Voordien moesten we nog even een peilschaal optuigen en de nodige instructies aan de bemanning van de Oranje verstrekken over het aflezen daarvan. Begunstigd door schitterend weerverliep het lodingwerk uiterst voorspoedig (en werden we prachtig bruin!). 28 september tot 10 oktober in de Pisangbaai, 15 oktober tot 4 november in de Tipoekarivier. Het enige probleem in die periode was de beperkte watervoorraad van de Oranje. Van waterdistributie wilde Kater niets weten, zodat we op een gegeven moment toch wel krap kwamen te zitten. Daardoor was het nodig de werkzaamheden te onderbreken voor een bevooorradings "uitstapje" van vier dagen naar Kaimana. Maar ook daarna werd er tot mijn groot ongenoegen royaal met water omgesprongen. Als een geschenk uit de hemel (letterlijk!) kwam er op een avond een geweldige regenbui die we via de tentzeilen in de tanks konden laten lopen, zodat we weer enige tijd verder konden. Ter vervolmaking van ons werk hebben we op de laatste dag tie oudste van de Papoea's die ons geholpen hadden en die nog steeds in de buurt bivakkeerden meegenomen in de motorsloep en hem gevraagd de geografische namen van de rivieren, eilanden en banken te noemen. Een grote zandbank voor de kust die volgens hem geen naam had kreeg van ons de naam Pelikaanbank vanwege de vele pelikanen die zich daar ophielden. Na beëindiging van het lodingwerk op 4 november 1961 kwam de 'Snellius' ons weer ophalen en vertrok de Oranje naar I lollandia. Het uitwerken van de lodingen lot twee minuutbladen (van elk der twee riviermondingen een) vergde nog wel enig tijd. maar toen bleek dat de Tipoekarivier een drempeldiepte had van 51 dm en de Pisangbaai van 25 dm hadden we wel het gevoel dat we wezenlijk hadden bijgedragen aan de ontwikkeling en ontsluiting van het land, waar nu de rijkdommen van de bodem konden worden geëxploiteerd. Dat hebben we niet meer mogen meemaken, want eind 1962 vond de overdracht van NNG aan Indonesië plaats. ...en lokaal eervoer. 4

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2001 | | pagina 6