Moreau nog een verbaal klopje op zijn schouder, maar voor een hem daarbij aangeboden rang in het Franse leger bedankte Camp vriendelijk. W. Camps kennelijk na de strijd als historisch document getekend "Plan der vesting Sluis, met de defensie en attaques tier Fransen bij de beleegering van de -i. augustus des jaars 17941'20 getuigt nog van zijn betrokkenheid bij de verdediging van de vesting in 1794; het toont tevens de tekenvaardigheid van de maker. Zijn precieze rol bij de verdediging was aanleiding tot de postume aandacht in De Ncworscher'Had de onderschikte officier Camp - hij was immers "slechts kapitein-titulair - de uiteindelijke leiding, of was hij alleen uitvoerder van beperkte taken? Hoe dan ook, generaal Van dei' Duvn had in september 1795 niet anders dan lof over hem: "Ik en mijn garnisoen zijn alleen aan het uitmuntend gedrag van den Capitein Camp verschuldigd de roem die onze defensie, niettegenstaande de grasseerende en bijna pestilentieele ziekte, bij den vijand zelfs verdiend heeft ~.22 In 1795 uit krijgsgevangenschap ontslagen, bedankte Camp voor de rang van majoor in liet leger van de Bataafse Republiek en meldde zich met andere officieren bij liet legerkorps, dat erfprins Willem Frederik (de latere koning Willem I) in Duitsland recruteerde. Toen dat korps iu 1796 werd ontbonden vestigde Camp zich in Oost-Friesland, waar hij als tijdverdrijf een cursus wiskunde voor Pruisische officieren verzorgde. In 17911 kreeg hij dan opdracht tot de bekende kartering van het vorstendom Oost-Friesland. Camp nam de benodigde driehoeksmeting voor zijn rekening en voor de topografische opname tekenden zijn collega-oudofficieren, de luitenants H. Bunnik en W. van der Linden, die eveneens naar Duitsland waren uitgeweken.21 Het zou verbazen als Camp c.s. bij of naar aanleiding van hun werk geen contact zouden hebben gehad met de luitenant-kolonel en directeur der Hollandse Fortificatiën C.R.T. Krayenhoff die in oktober 1798 opdracht kreeg tot topografische kartering van de Bataafse Republiek en in 1802 begon met een driehoeksmeting van de Nederlanden, die zich uitstrekte tot in Oost-f riesland.24 Dit werk duurde tot 1811 en er wordt beweerd dat Krayenhoff in 1810 heeft getracht Camp over te halen om in Russische dienst te treden; in 1807 was Camp (op voorstel van Kravenhoff?) al uitgenodigd zijn krachten te komen wijden aan het jonge Koninkrijk Holland. Overigens zullen Camp en Kravenhoff geen dikke vrienden zijn geweest, want toen de oranjegetrouwe Camp zich in het najaar van 1794. na de val van Sluis, in Franse gevangenschap bevond, voegde de opgejaagde patriot Kravenhoff zich bij de oprukkende Franse troepen otn in januari 1795 samen met zijn "oude Academie-kennis de inmiddels Franse brigade-generaal, H.W. Daendels2' op te trekken naar Amsterdam. 20 Algemeen Rijksarchief (ARA), Genie Archief, OPV S 99; zie ook bij noot 3. 21 Zie bij noot 9. 22 Bosscha, p. 72, noot 2. 23 Voor hun werk verwijst Koeman naar A. Lang, Kleine Kartengeschichte Frieslands zwischen Ems und Jade, Juist 1962 en Pouls refereert aan H. Schumacher, "Von Gemma Frisius bis Le Coq, Geschichte der Triangulation aus dem Blickwinkel Ostfrieslands", Der Vermessungsingenieur 42 (1991), pp. 49-52. Al in 1815 recenseerde de Algemeene Konst- en Letterbode de negatieve beoordeling van het werk van Camp c.s. in Die trigonometrische-topographische Vermessing des Fürstenthums Ostfriesland durch den Artillerie-Capitein Camp, nach dessen Beobachtungen dargestellt mit Bemerkungen und Nachrichten über die Oldenburgische, und neue Hollandische Vermessung begleitet (Leer 1815) door de in Oost-Friesland geboren Berlijnse hoog leraar theoretische sterrenkunde J. Oltmanns. Volgens Oltmanns, die Camps uitkomsten onder meer vergeleek met die van Krayenhoff, had Camp zijn driehoeksnet niet goed ontworpen en was hij bij de meting slordig tewerk gegaan, hetgeen tot afwijkingen van vele tientallen Rijnlandse roeden zou hebben geleid; bovendien was de kaart inhoudelijk, topografisch onbetrouwbaar. Schumacher wees er echter op dat de grote vervormingen van het driehoeksnet en het kaartbeeld mede het gevolg waren van Camps opdracht zijn net aan te sluiten aan het bestaande - naar later zou blijken, gebrekkige - net van Oldenburg. 24 Deze driehoeksmeting is door N.D. Haasbroek uitvoerig beschreven in zijn Investigation of the accuracy of Krayenhoff's triangulation (1802-1811) in Belgium, the Netherlands and a part of North Western GermanyDelft 1972. 25 Beiden studeerden eerder in Harderwijk.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2001 | | pagina 11