yictjiv De kaart van Oost-Friesland, die aanvankelijk in Duitsland bewondering afdwong, was voor Camp de opstap tot een bevoegdheid om in geheel Pruisen zijn diensten als ingenieur aan te bieden. Wonend in Aurich, werd hij in het voorjaar van ld 12. vermoedelijk op aanbeveling van de in cartografische aangelegenheden onvermijdelijke Krayenhoff, schriftelijk gepolst voorliet maken van een kaart van het rentambt Het Loo in Gelderland-". Mocht het zover komen, dan wilde Camp voor de duur van het werk onderdak op Het Loo, want een tijdelijke verhuizing van zijn "talrijke familie" zag hij niet zitten. Maar die kwam ook niet aan tie orde. Een tijdelijke opdracht was natuurlijk interessant, maar als vader van twaalf kinderen gaf hij toch de voorkeur aan de vaste baan die hij in Oost-Friesland in het vooruitzicht had; bovendien was hij inmiddels genomineerd voor de kadastrering aldaar. Niettemin keerde Camp eind 1813 terug naar Nederland. Daar maakte hij snel promotie. Datzelfde jaar werd hij alsnog majoor bij de artillerie en bood de wederom alom invloedrijke Krayenhoff hem een plaats aan in liet Corps van de Waterstaat"7. Voor dit aanbod bedankte Camp, evenals voor een benoeming tot adjudant van de soevereine vorst Willem I. De artillerie sprak hem toch het meeste aan en de Franse legers waren tenslotte nog niet definitief verslagen. In 1814 was majoor Camp dan ook doende, onder meer. met het in staat van verdediging brengen van de vestingen Sas van Gent en Geertruidenberg. In 1815 vinden we hem, bevorderd tot luitenant-kolonel, al betrokken bij de militaire industrie in Delft. Om gezondsheidsredenen - hij was tenslotte al 55 - kon hij in 1816 het commando over de artillerie in het toenmalige Nederlands Oost-Indië niet aanvaarden. In Nederland was er op het terrein van de artillerie trouwens ook nog veel te doen. Hij werd wat dat betreft opgenomen in diverse commissies, zoals een ter beproeving van 'brandpijlen en brandkogels' en ter fortificatie van Den I leider. In 1833 ging Camp als kolonel met pensioen; buiten dienst, kreeg hij in 1838 nog de rang van generaal-majoor. Het is niet gebleken dat Oltmanns negatieve beoordeling van zijn triangulatie en kaart van Oost- Friesland. die dadelijk in 1815 door een "vlijtigen lezer N.N. onder de aandacht van de redactie van de Algemeene Kon.il- en Door II. Camp c.s. in Oost-Friesland gebruikt instrumentariumLetterbode was gebracht"", het waaronder een voorloper ran de theodoliet (rgl: H.C. Pools, De vervolg van Camps militaire Landmeter. 354), mee/ketting en pennen. Afgebeeld op kaart ran het loopbaan in Nederland heeft vorstendom. ISO-t. Bron: ARA. I Til, inr. no. 3S0-t. beïnv loed. 26 ARA, Archief Kroondomein Lodewijk Napoleon 1806-1810, inv. no. 211, omslag no. 4. Zie ook: L. Aardoom, "Landmeters en andere kaartenmakers op Het Loo, 1685-1813", Bijdragen en Mededelingen Vereniging Gelre 87 (1996), pp. 50-84. 27 Dit in de Bataafse tijd gevormde ingenieurskorps kreeg onder Franse invloed een militaire signatuur, maar zou vanaf 1816 Corps Ingenieurs van de Waterstaat heten (H.W. Lintsen, Ingenieurs in Nederland in de negentiende eeuw, 's-Gravenhage 1980). Getuige zijn bemoeienis met de verspreiding van het Amsterdams Peil in de jaren 1797-1812, had Krayenhoff ook intensieve bemoeienis met de waterstaat. 28 Zie noot 23. !0

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2001 | | pagina 12