Teil/ij ze met mij mee zou kunnen naar liet praktisch werk project.
Dat viel mijn vrouw niet mee, vooral in aanmerking genomen (lat in 1948 onze eerste zoon. in 1950
onze dochter en in 1953 onze tweeling werden geboren. Ook mij viel het wel eens zwaar omdat ik in de
periode 1948 - 1953 twee maal als commandant van Harer Majesteits schepen naar de tropen moest
en ook tien maanden navigatie-officier op het vliegdekschip de Karei Doorman was. Veel collegelopen
was er dus niet bij en de schaarse ontmoetingen met Roelofs en Baarda bestonden dan ook - naast hun
volledige steun - uit het in ontvangst nemen van de benodigde collegedictaten.
Met pijn en moeite bereikte ik in de tweede helft van 1952 de laatste colleges en begon aan mijn
ingenieursscriptie. Die nam meer tijd in beslag dan ik had voorzien, omdat ik werd belast met het
wegbrengen van een korvet naar Nederlands Indië en op de terugweg het commando kreeg te voeren
over een mijnenveger. Aan boord van dat laatste vaartuig legde ik de laatste hand aan de scriptie en
bemerkte dat bij het tvpen van een tekst tijdens stormweer de wagen van de schrijfmachine op en neer
gaat.
Dat speelde zich al in de Golf van Biskaje, terwijl de tijd drong om de scriptie te beëindigen. Wat ik
ook deed. het was onmogelijk de wagen van de schrijfmachine tot rust te brengen met het gevolg dat
een aantal lijnen in de scriptie een merkwaardig golfpatroon vertoonden. Maar goed, op 24 juni 1953
werd mij door professor Roelofs, als Voorzitter van de Afdeling der Weg - en Waterbouwkunde van de
Technische I logeschool te Delft het Diploma van Geodetisch Ingenieur (krachtens art. 118 der Wet tot
regeling van liet I loger Onderwijs) uitgereikt. I let deed mij pijn dat bij die uitreiking Roelofs opmerkte
dat mijn scriptie wat slordig was getvpt.
Vol trots schreef ik aan de Minister van Marine dat ik mijn bul had gekregen en in het vervolg de titel
van Ir voor mijn naam mocht dragen. Na een week op zes belde ik het ministerie eens op en vroeg o( ze
mijn brief wel hadden ontvangen Ja, dat hadden ze "hoezo? Ik zei dat ik eigenlijk wel een felicitatie-
briefje van de minister had verwacht. "Ja, maar de brief zit al in het archief Waarop ik antwoordde
dat ze hem daar vooral moesten laten zitten. Een week later kreeg ik een felicitatiebrief van de
minister.
Op dat moment kwam bij mij de doldrieste gedachte op om de minister te vragen of ik een deel van de
voor de studie gedane uitgaven uit eigen zak. zou kunnen terug krijgen. Dat was in die tijd nog een
niet - reële toekomstgedachte en het antwoord (dat ditmaal binnen tien dagen kwam) was luid en
duidelijk. Als de Marine het nodig had gevonden dat ik die studie volgde, dan hadden ze me wel
gestuurd. Ze hadden me niet gestuurd, dus was het niet nodig en dus kreeg
ik niets.
Dat antwoord verbaasde me niet zo erg. Maar wel de brief die in 1963
kreeg en waarin werd gevraagd mijn declaratie van 1953 alsnog in te
dienen. Eerst dacht ik dal het om een typefout ging, maar allengs drong tot
mij door dat een wat mildere wetenschappelijke benadering bij de Marine
aan het doorbreken was. Gelukkig had ik nog een kopie van mijn aanvraag
van 1953 en diende op de cent nauwkeurig hetzelfde bedrag in. Het in
rekening brengen van de 10 jaar verloren rente was in die tijd nog onvoor
stelbaar.
En ziet, binnen veertien dagen kreeg ik het gedeclareerde bedrag - minus
75 cent administratiekosten - op mijn girorekening bijgeschreven!Het zal
de lezer in 2001 duidelijk zijn dat er in de afgelopen vijftig jaar het een en
ander is gegroeid (ook bij Marine) op het stuk van het bewust bevorderen
van wetenschappelijke onderbouwing.