burgemeester Van der Feltz, zal hij zich verder in het dorp hebben georiënteerd. De ambtsbode
Herman Wensink kon hem misschien wel wegwijs maken. Hij moest arbeidskrachten werven voor
het plaatsen van de Lange Juffers. Het was in die tijd niet moeilijk om ongeschoolde krachten te
vinden, die wel bedreven waren in spitten en graven. Ze verdienden voor een lange werkdag
maximaal 50 cent. Waar kwamen de Lange Juffers vandaan? Liet hij de baken die hij in de vorige
gemeente had gebruikt naar Epe brengen of was het goedkoper hier nieuwe aan te maken? Ik denk
dat dit laatste het geval was. Daar moest hij dan minstens 62 stammen voor zien te vinden, die
moesten worden klaargemaakt met mand en vlag. We kunnen vrijwel zeker aannemen dat daar
grove den voor werd gebruikt. Het is ook mogelijk dat er veel minder baken werden gebruikt en
dat ze telkens, wanneer ze niet meer nodig waren voor de meting, werden verplaatst. Men was in
die tijd bijzonder zuinig.
Had hij een timmerman nodig? Dat zou Jan van Wiglinkhuizen geweest kunnen zijn. Die kon ook
wel bemiddelen bij vervoer, want bij de stalhouder of bij een boer zou toch een wagen en een
paard moeten worden gehuurd om de baken naar alle uithoeken van de gemeente te vervoeren.
Ging er één ploeg uit om de baken te plaatsen of waren er meerdere? Dat zal o.a. afhankelijk zijn
geweest van het aantal assistenten dat Machen vergezelde, een landmeter der tweede klasse en één
of meerdere leerlingen.
Daar hing ook de voortgang van de hoekmeting vanaf. Het was inmiddels november geworden, een
tijd van het jaar waarin het niet vanzelfsprekend was dat er elke dag kon worden gemeten.
Het zou ideaal zijn als de Hollandse Cirkel kon worden gebruikt. Was er meer dan één instrument
en assisteerde inderdaad een landmeter der tweede klasse? We mogen aannemen dat de leerlingen
nog niet zelfstandig werkten en o.a. dienst deden als opschrijven Overigens is er landelijk gecon
stateerd dat men het niet altijd even nauw nam, maar daar durf ik de heer Machen niet van te
verdenken.
Het zijn allemaal veronderstellingen die ik toch aan de lezer wil voorleggen. Als het ons verwon
dert dat eind november alles rond was en het meetregister was gedateerd op 1 december 1827, dan
moeten we niet vergeten dat men - voor zover mogelijk in november - erg lange dagen maakte.
De heer Machen schreef zijn Missive aan de Ingenieur-Verificateur en ging even langs bij
logementhouder Johan Overbosch om een kamer met een bed te reserveren. Het was zeer aanne
melijk dat de Verificateur in Epe zou moeten overnachten. Of logeerde hij bij de burgemeester?
Het vaststellen en opmeten der percelen
De Ingenieur-Verificateur had de driehoeksmeting goedgekeurd en was teruggekeerd in Arnhem.
Het lijkt nu wel dat landmeter Machen een heel eind was gevorderd, maar eigenlijk moest hij nog
beginnen. Laten we eens nagaan wat er nog moest gebeuren:
het opsporen van de eigenaars, het vaststellen en opmeten der percelen en het in kaart brengen
ervan;
het bepalen van de grootte der percelen;
het schatten;
het samenstellen van de registers.
Toen Machen in oktober 1827 in Epe arriveerde had hij de burgemeester al gevraagd bekend te
willen maken dat hij metingen zou uitvoeren. Dat gebeurde "bij kerkesprake". In Epe bevond zich
buiten de Grote Kerk, aan de noordzijde van het koor, een verhoging met een afdakje, het
"aflezershuisje". Zondags na de dienst werden daar allerlei bekendmakingen "afgelezen" waar
onder die van de overheid.
Als basis voor het opsporen van de eigenaren werden de oude verpondingregisters gebruikt. Het
begin van de perceelmetingen werd wederom bekend gemaakt, om belanghebbenden in de
gelegenheid te stellen bij de metingen aanwezig te zijn. Zij zouden dan inlichtingen kunnen
verstrekken en perceelgrenzen kunnen aanwijzen. Wanneer bij aangrenzende percelen één der
eigenaren niet verscheen, dan nam de landmeter genoegen met de aanwijzingen van de ander.
Verschenen beiden niet dan stelde hij de grens zelf vast na informatie ter plaatse. Hoewel "perceel"