tieprojecten. Die 'watermannen' waren ingenieurs, rijswerkers en werkbazen: C.J. van Doorn, I.A. Lindo, G.A. Escher (vader van de geoloog en van de graficus), J. de Rijke en anderen. Duiken de drie eerstgenoemden incidenteel op in de Nederlandse waterstaats- historische literatuur, Japan eert de Delftse ingenieur Van Doorn en de niet-gediplo- meerde praktijkman De Rijke met stand beelden. De genieofficier Lindo maakte in Japan naam met de door hem uitgevoerde doorgaande waterpassingen. Het hoogte systeem waarvoor hij de grondslag legde, was onmisbaar bij de voorbereiding van het eigen lijke waterbouwkundige werk. Hierop wijzen de auteurs herhaaldelijk in het boek, dat in 2000 verscheen in het kader van vier eeuwen Nederlands-Japanse samenwerking. Het gaat uitvoerig in op de geschiedenis van die samen werking, met nadruk op de Nederlandse waterbouwkundige inbreng einde 19e, begin 20e eeuw. Het schetst de belangrijkste projecten waar de Nederlandse watermannen bij betrokken waren en, waar aanwijsbaar, wordt de rol van de landmeetkunde daarbij onder de aandacht gebracht, zij het met een bescheiden diepgang. De hoogtemetingen krijgen, hoe kan het ook anders, daarbij de meeste aandacht. We krijgen een beeld van de werkwijzen, aangepast aan de Japanse omstan digheden, en van het gebruikte instrumenta rium en verder gereedschap. Het waren op de directe toepassing gerichte ingenieursme tingen, zoals Nederlandse weg- en waterbou wers die in het laatste kwart van de 19e eeuw kregen geleerd, in Delft sedert 1866 van de in het boek ook genoemde N.H. Henket, die zelf als landmeter was begonnen en eerder op Java Van Doorn als assistent had gehad. De KMA-er Lindo putte zijn kennis uit G.A. van Kerkwijks Geodesie voor de kadetten van alle wapenen, dat zijn Japanse collega's ook kenden. Van Gasterens boek beschrijft, voornamelijk aan de hand van brieven en dagboeken van de actoren, niet alleen hun werkomstandigheden maar geeft ook een beeld van het alledaagse leven in die jaren van de Japanse verlichting. Het gaat indringend in op de personen van de actoren, de watermannen, en hoe zij met elkaar en hun Japanse opdrachtgevers omgingen. Het is rijk en veelzijdig, deels in kleur, geïllustreerd en heeft een aantrekkelijke eigentijdse opmaak, waarbij voor nadere uitwerkingen wordt verwezen naar kadertek sten. Ook de levensbeschrijvingen van de watermannen vonden daarin een plaats. De tekst verwijst naar de gebruikte bronnen en tot slot zijn een uitvoerige lijst van de geraad pleegde literatuur en een index op persoons namen opgenomen. Kortom een goed gedocu menteerd werk, zoals ook van de terzake kundige auteurs mocht worden verwacht. 555 bladzijden (30 x 23cm, stevig papier) vlot leesbare techniekgeschiedenis met vooral nadruk op de menselijke- en omgevingsas pecten. Een verhaal over waterbouw in den vreemde. Geodeten die precies (methoden, formules, instrumenten) willen weten hoe het er in die jaren landmeetkundig in Japan toeging moeten dieper gaan spitten, maar zij die willen zien bevestigd dat hun vak onmis baar is bij het 'maken' van een leefomgeving, komen zeker aan hun trekken. Het boek is kort geleden verfilmd. In de film gaat het verhaal nog meer leven en zien we de geodesie aan het werk: oude en nieuwe instru menten (Amerikaans, Engels, Duits en Japans), waterpassers, hoogtemerken en - monumenten. 'Watermanager' prins Willem Alexander komt aan het woord en de standbeelden voor Van Doorn en De Rijke worden getoond. Het drama van De Rijke die zijn chef, de aristocratische ingenieur Escher, bij diens repatriëring in 1878 George mocht noemen, maar na zijn eigen terugkeer in Nederland in 1910 moest ervaren dat daar de verhoudingen anders lagen. Een rondje langs de graven van de watermannen, in Nederland en in Japan, besluit anderhalf uur leerzaam kijken. L. Aardoom Japanse postzegel, 1991

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2002 | | pagina 24