volgens eerdere schrijvers5 aan de verkaveling van Nijbroek ten grondslag zou hebben gelegen. Laatstgenoemde waarde komt waarschijnlijk voort uit Fockema Andreae's veronderstelling dat de ontginners van Nijbroek uit het Hollands-Utrechtse afkomstig waren, maar, lettend op de in de oudste bronnen betreffende Nijbroek voorkomende persoonsnamen, vonden Borger c.s. geen aanwijzing dat de Nijbroekse pioniers uit het westen kwamen. Steun dus voor de Gelderse landroede als lengte-eenheid in Nijbroek en daarmee voor de gedachte dat het geen Putse dijkme- ters waren die Nijbroek hebben verkaveld, maar Gelderse landmeters; misschien gewoon mensen uit de regio. De ontginning Nijbroek vormde de kern van het polderdistrict Veluwe, dat zich tussen het Veluwse hoge land, in het oosten, en de IJssel uitstrekt, ruwweg, van de Voorsterbeek in het zuiden tot bij Hattem in het noorden. De polder Nijbroek beslaat daarvan globaal 20 km2. In opzet is de oorspronkelijke verkaveling in hoeven, ongeveer loodrecht op de overwegend zuid-noord lopende Middendijk, nog aanwezig. Het dorp met de middeleeuwse kerk ligt aan de Middendijk, die als ontginningsbasis is te beschouwen. Van de Nijbroekse landmeters van het eerste uur - 1328 en de decennia daarna - weten we niets. We kennen hun namen niet en we weten niet hoe ze werkten. Zoekend in het rijke archief van de graven en hertogen van Gelre, het zogenaamde Hertogelijk Archief, vinden we eerst in 1380 een landmeter vermeld. Het is "Steynken den Lantmeter", die 10 pond gelds krijgt uitbetaald "vanden thiende inden Nyenbroeck te meten".6 Hij had in het seizoen 1379-1380 blijkbaar nagemeten over hoeveel land graaf Willem I tienden te beuren had. Het jaar daarop kreeg Steynken 9 pond wegens loon en gemaakte kosten bij de tiendmetingen.7 Natuurlijk waren er in de vijftig voorafgaande jaren ook landmeters rond Nijbroek aan het werk geweest, maar daarover is misschien niets vastge legd of zijn de bewijsstukken verloren gegaan. Zo ook over de volgende veertig jaar, tot in 1419 ene Jan ther Lake het terrein in gaat om "die maete ende groete vanden thienden inden Nyenbroick" te nemen; Evert die Beer - denkelijk Jans meetassistent - was ook van de partij.8 Graaf Reinoud IV voerde toen het bewind over Gelre, maar hij werd in 1423 opgevolgd door hertog Arnold van Egmond, die onafgebroken zou regeren tot hij in 1465 door zijn zoon Adolf uit de macht werd ontzet. In Arnolds regeringsperiode werd er rond Nijbroek vaak, waarschijnlijk vrijwel jaarlijks, gemeten. De eerste na Jan ther Lake met name genoemde landmeter is Grote Willem die op 17 juli 1431 "dat wueste lant inden Nyenbr[oek]" gemeten had; hij kwam in totaal op 259 morgen en 439 roeden.9 Een kleine 230 ha, schijnbaar tot op de vierkante roede, dus op 10 of 20 mz precies! Te oordelen naar de behandelde oppervlakte en de gesuggereerde precisie zal hij het werk niet in één dag hebben kunnen klaren en moet hij van instrumentele hulpmiddelen gebruik hebben gemaakt. Helaas wordt over zijn werkwijze geen mededeling gedaan, maar een eenvoudig instrument om richting te houden en een lengtemaat zijn wel het minimum wat we aan gereedschap kunnen voorstellen. Grote Willem de Landmeter - zo werd hij genoemd - was een plaatselijke vertrouwensman met landmeetkundige vaardigheid. Elders uit de bronnen blijkt dat hij in de regio woonde en er zelf ook gegoed was; in 1426 wordt hij al genoemd. In de dertiger jaren van de 15' eeuw was hij vaker in het veld. Bijvoorbeeld in de jaren 1432-1433 toen hij samen met Willem Grobbe - enkele jaren later genoemd als hertog Arnolds scheepsmeester - tiendmetingen bij Nijbroek verrichtte.10 Veel verdienden zij er niet mee: samen 2 gulden. Na 1434 horen we niet meer van Grote Willem, of was hij de landmeter in Nijbroek die daar in 1436-1437 met hulp van anderen de hoeve(n) van de hertog in verband met een verpachting daarvan moest opmeten?11 Landmeters 5 J.M. Verhoeff, De oude Nederlandse maten en gewichten, Amsterdam 1982 6 Rijksarchief in Gelderland (RAG), Hertogelijk Archief (HA), inv.no. 384, fol(io) 24v(erso). 7 Ibid., inv. no. 384, fol, 51 8 Ibid., inv. no. 381fol, 344-344v. 9 Ibid., inv. no. 267, fol, 11 Ibid., inv. no. 266, fol, 61v. 11 Ibid., inv. no. 269, fol, 24v.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2002 | | pagina 5