Meetketting
Zeker al in 1442 bedient de hertog zich voor het opmeten van het ledige land van de zes "laten"
(tiendblokken?) in Nijbroek van de diensten van Claas Janszoon de Landmeter.12 Samen met de
knecht die hem had geholpen bij het trekken van de ketting kreeg Claas Janszoon hiervoor 2 Rijnse
guldens, 2 kromstaarten (een muntstuk). Jaar in, jaar uit zal Claas Janszoon dit meetwerk voor de
hertog blijven doen. steeds weer met een knecht die hem hielp om de meetketting strak te trekken.
De knecht, wiens naam helaas niet werd vermeld, zal plaatselijk zijn geworven, maar ook de
landmeter zelf kwam uit de buurt. Hij bezat landerijen onder Apeldoorn en in 1441 pachtte ene
Egbert ten Loe van Claas Janszoon de Landmeter een boerderij in de Laagste Dalhoeve in de
buurschap Noord-Apeldoorn.13 Het is niet steeds duidelijk wat met 'ledig land' werd bedoeld;
waarschijnlijk is te denken aan laag (leeg) liggend pas ontgonnen of nog te ontginnen terrein. De
jaarlijkse herhalingsmeting wijst erop dat de hertog de voortgang van de ontginning wilde
bijhouden om de hem toekomende belastingen te kunnen laten innen. Jaarlijks meet Claas
Janszoon het ledige land van de zes laten, samen met een knecht die hem helpt met de ketting,
zoals tot in 1456-1457 verantwoord in de jaarrekening van de overste rentmeester op de Veluwe.14
Dan, in 1457-1458 is er geen Claas Janszoon meer, maar zekere "mijns ghen[edigen] her[en]
lantmeter mitten ghene die hem die ketten helpt trecken".15 En vanaf het volgend jaar is er
sprake van "mijns ghen. her. gesworen lantmeter".16 Zo blijft het tot 1469-1470, het laatste jaar
waarin de meetpost staat verantwoord. Claas Janszoon blijft dus zeker actief tot omstreeks 1457,
maar dan schijnt de hertog het meetwerk in Nijbroek te hebben gegund aan landmeter met een
meer formele status, een gezworen (beëdigde) landmeter in vaste dienst. Was dat Claas Janszoon,
die was bevorderd, of een geheel nieuwe functionaris? In de jaren 1464-1466 is er ook sprake van
zekere Egbert de Landmeter, die het vijfde lot van Nijbroek pachtte.17 Mogelijk was deze Egbert
de beëdigde opvolger van Claas Janszoon.
Verder zoeken
In het Hertogelijk Archief eindigt de meetgeschiedenis van Nijbroek in 1470. We ontmoetten
diverse bij name genoemde landmeters: Steynken (1379-1381), Jan ther Lake (1419), Grote
Willem (1431-1437), Claas Janszoon (1442-1457); van Egbert de Landmeter (1464-1466) is niet
zeker dat hij in Nijbroek in overheidsdienst gemeten heeft. In Nijbroek was Claas Janszoon rond
1440 de eerste landmeter die zich, voor zover aantoonbaar, bediende van een meetketting. Het is
niet bekend wanneer en door wie de meetketting werd uitgevonden. In vergelijking met het in de
middeleeuwen voor de lengtemeting nog gehanteerde meetkoord, was de uitvinding van de
meetketting een precisieverhogende doorbraak. Ondanks het grote gewicht paarde de 'opvouwbare
roede' - wat de meetketting eigenlijk was - gebruiksgemak aan haalbare precisie. Bij dit laatste was
het wel voorwaarde dat de onvermijdelijke speling bij de schakels door straktrekken werd
opgeheven; een goede kettingtrekker was dus een vereiste. De tot nu toe eerste aangehaalde
vermeldingen van het gebruik van de meetketting in onze streken dateren van de jaren 1530-1540,
dus van een honderd jaar na Claas Janszoon! Om de oudste geschiedenis van de meetketting te
achterhalen, zou het interessant zijn de landelijke bronnen zekerheidshalve nog eens op het vroege
gebruik van dit instrument na te trekken. Is Claas Janszoon niet alleen Nijbroeks, maar ook lande
lijk recordhouder of is elders nog vóór 1440 gebruik van de meetketting aantoonbaar? Hopelijk
kan ook door zulk landelijk bronnenonderzoek het tijdvak 1440-1530 worden overbrugd.
12 Ibid., inv. no. 389, fol, 16v.
13 RAG, Oud Rechterlijk van Veluwe en Veluwezoom, inv. no.
11, fol. 34.
14 HA, inv. no. 391, fol. 16v.
313 Ibid., fol. 25v.
16 Ibid., fol. 40.
17 Ibid., inv. no. 398, fol. 48v en 399, fol. 7v.
18 H.C. Pouls, De landmeter van de Romeinse tot de Bataafse
tijd, Alphen a/d Rijn 1997, p. 123.
13 Ibid.