een groep employé 's van maatschappijen noch
een groep particuliere landmeters,"4 In deze
jaren kwam ook luchtfotogrammetrie op als
nieuwe techniek. Die techniek vereiste dure
investeringen, die vroegen om centralisatie en
specialisatie. Zag ondernemer Schermerhorn
van het Geodetisch Bureau de beste kans tot
overleven door er een rijksdienst van te maken?
Het duidelijkst komt dit uit in een stukje
"Landmetersdienst'van een anonieme
'insider'. Daarin is sprake van de werknaam
"Landmeetkundigen Dienst in den Rijks
waterstaat".5 In 1931 kwam er zo, als een
vroege vorm van 'insourcing', een centrale
landmeetkundige dienst binnen Rijkswaterstaat.
Personeel en materiaal van Schermerhorn
werden overgenomen en er ontstond een
'gestuurde winkelnering'. In het Tijdschrift
voor K.&L van 1931 komt de oprichting van
deze dienst slechts indirect aan de orde door het
vermelden van de benoeming m.i.v. 16 oktober
1931 van J.G. Fortuin te Hoorn tot "adjunct
hoofdingenieur bij den Rijkswaterstaat"
(p. 184). Van een nadere aanduiding binnen de
Rijkswaterstaat is geen sprake. Feitelijk wordt
al snel de naam Meetkundige Dienst gebruikt.
Toen Schermerhorn bij het zilveren jubileum
in 1956 terugblikte, schreef hij: "Merkwaardig
is, dat ik in mijn archief nergens kan ont
dekken, hoe en op welk moment men gekomen
is van de in de stukken voorkomende variaties
op het thema Centrale Landmeetkundige
Dienst, Centrale Meetdienst e.d. tot de thans
officieel gebruikte naam Meetkundige dienst
van de Rijkswaterstaat. Wel staat vast dat dit
onmiddellijk bij het begin de officiële naam is
geweest. "6 Op basis van dit citaat stelt een
latere geschiedschrijver: "De Meetkundige
Dienst - de oorsprong van de naam is in
nevelen gehuld...."1 In het totale jubileumboek
bij het 25-jarig bestaan wordt 'dienst' konse-
LANDMETERSDIENST
Aangaande de instelling van den "Landmeet
kundigen Dienst in den Rijkswaterstaat" naast het
Rijkskadaster, die volgens bericht uit goede bron
op 1 Aug. a.s. zal plaats hebben, valt het volgende
op te merken:
Het overgaan van het "Geodetisch Bureau" met
het personeel daarvan aan Rijkswaterstaat doet
het van den aanvang af ontbreken van levens
vatbaarheid van dit "G.B." uitkomen (met
belangeloozen geldel ij ken steun opgericht),
zijnde deze overgang, van onderneming tot
aanneming van opdrachten, tot Rijksinstelling,
een winstderving voor den leider (oprichter), en
de thans eenig bestaande mogelijkheid tot
instandhouding van genoemde onderneming,
gelijk reeds meermalen in vorige jaren in het
"Tijdschrift Kadaster en Landmeetkunde" aan
geduid is.
INSIDER
Tekst krantenknipsel, w..v. 1931
kwent met een kleine letter gedrukt en komt de
afkorting 'MD' nog niet voor. Het jubileum
boek bij het 50-jarig bestaan stelt voorin:
"Organisatorisch werd de Meetkundige Dienst,
in deze publicatie verder M.D. genoemd,
ondergebracht bij de directie Algemene Dienst,
een situatie dit tot 1959 zou voortduren,"8
In 1973 werd binnen Rijkswaterstaat een
Dienst Informatieverwerking (DIV) opgericht.
Toen deze DIV in 1989 grotendeels werd
geprivatiseerd, werd een klein deel daarvan bij
de MD gepositioneerd. Het was één van de
redenen van een bonter palet aan producten,
maar van aanpassing van de naam was daarbij
geen sprake. Aan de andere kant werd werk,
dat de MD aanvankelijk zelf deed, aan andere
diensten overgelaten of uitbesteed.
Adri den Boer
4 Tijdschrift voor K&L 1931, p. 50.
Het is mij niet gelukt medium en datering van dit knipsel te achterhalen: het stond bijv. niet in het Tijdschrift voor K&L van 1931
en oogt gezien de kolombreedte van 7 cm als een krantenknipsel.
W. Schermerhorn, Ontstaan en groei van de Meetkundige Dienst tegen de achtergrond van de maatschappelijke ontwikkeling,
in: Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat. Publikatie ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan (overdruk van Tijdschrift
voor K&L 72e jrg nr 5), Leiden 1956, p. 38.
7 H.C. Toussaint, Uitgemeten en uitgetekend. De geschiedenis van de Algemene Dienst van de Rijkswaterstaat (RWS-serie nr 59),
Den Haag 1998, p. 73.
8 Een halve eeuw Meetkundige Dienst. 1931-1981 (RWS-serie nr 35), Delft 1981, p. 9.
10