Afb. 4. HTW-generaties
Vandaar dat P.J. Hamelberg als reserve-officier
mede genoemd werd in de opdracht. In 1939
had hij de rang van luitenant-kolonel.
Wat betreft de andere aangewezen auteurs, valt
over Kwisthout op te merken dat hij zowel in
Zutphen als in Amsterdam chef, collega en
vriend van Tienstra was en als ingenieur
verificateur in de hoofdstad een van de belang
rijkste kadastermensen. Verder valt op te merken
dat noch Kwisthout, noch Hamelberg op veel
landmeettechnische publicaties kon bogen.
Tienstra daarentegen had zeer veel gepubliceerd,
men zou geneigd zijn te zeggen dat bijna de
gehele Handleiding van 1938 al in college
dictaten en publicaties van zijn hand in K&L
verschenen was. Hij moet daarom als de belang
rijkste auteur beschouwd worden. Zie kader.
De "Handleiding Technische Werkzaamheden"
verscheen in geheel gelijke uitvoering ook als
"Voorschrift voor de Technische Werkzaam
heden bij den Triangulatiedienst".
Kenmerkend voor de HTW 38 is dat in dit
boek op systematische wijze de waarnemings
rekening wordt toegepast bij de verwerking van
metingen. De "Delftse school" op het vak
gebied van de geodetische rekentechniek is.
hiermee in feite geboren! Het boek heeft een
formaat van 21x29 cm en bestaat uit 110
pagina's tekst, aangevuld met een groot aantal
nomogrammen. Het boek werd ongetwijfeld
intensief gebruikt als leerboek bij de studie
voor civiel-landmeter.
Hoe werd de HTW 1938 bij de dienst ont
vangen? Baarda, bij een interview in 2002:
"Hij werd in de kast gezet, zoals alle HTW's".
Landmeters waren toen en in de tijd vóór
Stoorvogel autonoom, ze bepaalden zelf wel
hoe ze moesten meten.
Baarda zelf heeft hem niet in de kast gezet,
maar is hem intensief gaan gebruiken. Hij
constateerde tekortkomingen, zowel als grote
verdiensten.
Een groot belang van de HTW 1938 is dat hij
Baarda op het spoor heeft gezet om de meet-
en rekentechniek verder te ontwikkelen. Zie
daarvoor de HTW van 1956.
(Wordt vervolgd)
Jacob Menno Tienstra, geboren te Sneek 1895. In
1913 slaagde hij voor het vergelijkend examen
voor adjunct-landmeter standplaats Sneek. Van
1914 of 1915 tot 1918 was hij gemobiliseerd, tijd
die hij benutte voor de studie voor de middelbare
akte K-I, die hij in 1917 haalde. In 1918 slaagde
hij voor het examen voor landmeter van het
Kadaster, waarna hij in 1919 werd overgeplaatst
naar Zutphen. In 1922 behaalde hij de wiskunde
akte K-V, die hem volledige bevoegdheid gaf als
leraar voor HBS en Gymnasium.
Te Zutphen was Th.L. Kwisthout als ingenieur
verificateur Tienstra's chef. Nadat Kwisthout was
overgeplaatst naar Amsterdam, werd Tienstra, op
zijn verzoek, ook naar de hoofdstad verplaatst,
dat was in 1925. Voor hem was de belangrijkste
reden dat hij colleges wiskunde aan de universi
teit wilde volgen.
In 1931 werd Tienstra benoemd tot lector aan de
Landmeterscursus te Wageningen die in 1935
naar Delft verhuisde. Daar werd hij hoogleraar en
tevens hoofd van de Bijhoudingsdienst van de
Rijksdriehoeksmeting, die vanuit Amsterdam
terugverhuisde naar Delft.
Tienstra bleef zich intensief met het Kadaster
bezighouden. In een rapport aan de Minister van
Financiën in 193810 adviseerde hij de in zijn ogen
noodzakelijke systematische vernieuwing van het
Kadaster te bewerkstelligen door het aan te
wenden als middel tot werkverruiming. In die tijd
van grote werkloosheid een logische gedachte
gang. In datzelfde jaar hield hij een voordracht
voor K&L waarin hij zijn gedachten over ver
nieuwing van het Kadaster duidelijk maakte.11
Hierin refereert hij aan de nieuwe HTW 1938.
10 Tienstra J,M. Systematische vernieuwing van het Kadaster als middel tot werkverruiming. Rapport aan het Ministerie van
Financiën. Archief van het ministerie van Financiën, 1938.
11 Tienstra J.M. Gedachten over vernieuwing van het Kadaster. Voordracht voor de Vereniging voor K&L.