altijd is er een meetkundig verband, soms wordt de naam van een weg, dijk of iets derge lijks vermeld, maar er zijn ook percelen die geheel 'los' getekend zijn. Op elke kaart staat een getekende verklaring met de vermelding waar en wanneer gemeten is en om welke foliobladen het gaat. Verder is op elke kaart een eenvoudige kompasroos en een schaalpasser getekend, zie afb. 1Aan de hand van die verklaringen weten we waar en wanneer Floris Jacobsz. gemeten heeft. Er zijn twee grote meetperiodes te onder scheiden. In de eerste plaats zijn er in de periode maart tot mei 1615 67 'Pertije van Landen' kavels) gemeten in Naaldwijk, 't Opstal, Wateringen, 's - Gravenzande, Monster en Maasland. Zo'n kavel kon uit meer dan een perceel bestaan. Op de kaart heeft elke kavel een nummer en er is per kavel de oppervlakte vermeld in morgen, hont en (vierkante) roeden.' Akkers zijn bruin, weilanden groen, boomgaarden zijn aangegeven met boompjes op een groene ondergrond en duinen zijn geelbruin gekleurd. De tweede grote meetpe- riode was van maart tot mei 1620. Toen zijn 86 kavels gemeten in Naaldwijk, Wateringen, Hondertland, Monster, 's - Gravenzande en De Lier. Als er in een zelfde ambacht gemeten wordt dan wordt de nummering voortgezet. Zo zijn in 1615 in Naaldwijk de kavels 1-19 gemeten en in 1620 de kavels 20 - 55. Een belangrijk verschil is dat in 1620 alle 'pertije' rood gekleurd zijn. De reden hiervoor is niet duidelijk. In 1616 werd 449 morgens en 5 hont buitendijks land ('gorssinge') langs de Maas gemeten. Een behoorlijk groot gebied, 383 ha, maar kennelijk minder belangrijk want de oppervlakten werden tot op een hont bepaald en dat betekent dat de lengtemetingen niet nauwkeuriger dan 10 roeden ofwel 37,67 meter behoefden te zijn. De kartering, kaartblad 12, is dan ook op een kleinere schaal, ca. 1:4900. Er waren verder enige minder lang durende metingen in maart 1625 en in 1629, 1630 en 1634, telkens in mei. Behalve wat algemeenheden staat er in de tekst niets vermeld over het gebruikte instrumenta rium en de toegepaste meetmethoden. De vermelde oppervlakten kunnen niet aan de kaarten ontleend zijn maar moeten uit de oorspronkelijke veldmetingen berekend zijn. Dit betekent dat minstens tot op een roede nauwkeurig gemeten is. De kavels op zich konden op een eenvoudige manier opgemeten worden. Gezien de vele losse en onsamenhan gende delen lijkt het niet waarschijnlijk dat triangulatie is toegepast. Bij de grotere aange sloten blokken is vermoedelijk van klein naar groot gemeten, dit kan op de kaart vervor mingen van het gebied tot gevolg hebben maar is verder niet van belang. Veel percelen zijn vrij grof getekend. Dit alles wijst er op dat de kaarten vooral referentiekaarten waren. Een indicatie hoe de percelen gemeten kunnen zijn is te vinden op een losse veldschets, die in het kaartboek aanwezig was en op blad 26 is afgedrukt. Hier zijn langs dc omtrek maten vermeld tot in t~f' AJb. 2. Veldschets 1 1 (vierkante) Rijnlandse roede is 14,19 m2, 1 hont is 100 roede2 of 0,14 ha, 1 morgen is 600 vierkante roede of 0.85 ha. A/xicwj '\a2*uvA- i £Uu-r 1*0 24

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2003 | | pagina 24