naar zijn mening niet doenlijk is dat ieder land zelf voorziet in de speciale apparatuur die nodig is om het project te realiseren. Prof. Heiskanen stelt de Vaisala-comparator en ervaren wetenschappers van zijn instituut hiervoor beschikbaar. Deze brief is door prof. Tardi doorgestuurd naar alle nationale comités en als vervolg hierop is de brief op 11 februari 1955 besproken in een bijeenkomst van de Nederlandse Commissie voor Geodesie (NCG). Besloten is in beginsel het Finse voorstel te accepteren. Overwegingen die tot dit besluit leiden zijn: De bestaande basis van het nationale stelsel van de Rijksdriehoeksmeting bij Stroe, die is gemeten in 1913, is niet meer bruikbaar omdat de ondergrondse merken door verbreding van de weg zijn verdwenen onder het plaveisel en deze zijn dus niet meer toegankelijk. Herstellen van deze punten is ook niet mogelijk vanwege de toegenomen intensiteit van het verkeer. I Iet is dus noodzakelijk een nieuwe basis te maken, bij voorkeur in het noordwesten van Nederland. De vestiging van de nieuwe basis zal samen met de bases bij K.iel, Meppen en Bonn in West- Duitsland zorgen voor de vereiste dichtheid en spreiding van bases die nodig zijn voor herijking van het noordwestelijk deel van het Europese netwerk. Voor meting of hermeting van deze bases in de standaardlengte zou het prettig zijn een ijkbasis voor kalibratie van invardraden binnen handbereik te hebben. Omdat in 1955 alleen Finland en Argentinië beschikken over een dergelijke ijkbasis is tevens in de overweging meegenomen dat omringende landen zullen kunnen profiteren van een ijkbasis in Nederland. Via prof. Tardi is prof. Heiskanen op de hoogte gebracht van het besluit van de NCG. Voorbereiding In zijn brief van 15 maart 1955 aan de NCG geeft prof. Heiskanen een aantal aanbevelingen ter voorbereiding van de aan te leggen ijkbasis. 1. Een stabiele bodem is natuurlijk een eerste vereiste. Ervaring in Finland geeft aan dat gronden uit het Pleistoceen hiervoor zeer bevredigend zijn. In Argentinië echter geeft de bodem die is ontstaan in het Holoceen nogal wat problemen. 2. De beste lengte voor een ijkbasis is ongeveer 500 meter. 3. Plaats, in aanvulling op de ondergrondse merken aan het begin en het eind van de basis, eenzelfde soort merk in het midden van de basis om te kunnen controleren of er mogelijke verstoring plaatsvindt in de twee delen van de basis. 4. Omdat in Nederland invardraden van 24 m worden toegepast moet de lengte van de basis een veelvoud zijn van 24 m. Ten behoeve van plaatsing van de reflectoren moeten pijlers worden geplaatst op afstanden van 0, 1 ,6, 24, 72, 216 en 432 m als het een basis betreft van 432 m en op afstanden van 0, 1,6, 24, 96, 288 en 576 m als het gaat om een basis van 576 m. 5. De pijlers en de ondergrondse merken moeten minstens een jaar van tevoren geplaatst worden om er zeker van te zijn dat zich geen storende effecten zullen voordoen als gevolg van zetting. Refererend aan de eerste aanbeveling raadpleegt de secretaris van de NCG, prof. R. Roelofs prof. ir. E.C.W.A. Geuze, hoogleraar bodemmechanica, dr. A.J. Pannekoek, hoogle raar geologie en dr. A.A. Thiadens, destijds directeur van het Geologisch Bureau van de Nederlandse Mijnstreek over de best mogelijke plek in Nederland. Prof. Geuze denkt aan het morene landschap van de Veluwe als meest geëigende plek voor goede fundering van de pijlers. Tot een diepte van 50 m is de bodem vooral samengesteld uit zand- en steenlagen en lagen waarin klei, leem en veen praktisch niet voorkomt of, als ze al voorkomen, in ieder geval heel dun zijn. Het advies van dr. Pannekoek wijst in dezelfde richting. Hij is ook van mening dat de stuwwallen die zijn ontstaan in de ijstijd op de Veluwe en in de provincie Utrecht wellicht zeer passend zijn. Dr. Thiadens heeft een voorkeur voor Limburg. In het gebied ten zuiden van Ransdaal bestaat de bodem uit harde kalksteen dat zeer geschikt lijkt voor de fundering van de pijlers. Er zouden echter fouten kunnen ontstaan als gevolg van aardbevingen die in dit gebied effect kunnen hebben. Onder verwijzing naar de adviezen van deskundigen en na een bezoek aan het

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2003 | | pagina 8