opnieuw grenspalen te plaatsen. Blijkens artikel 90 van het proces-verbaal van de grens regeling (delimitatie) gevoegd bij grenscon- ventie van Maastricht van 8 augustus 1843 is de grensregeling tussen Baarle-Nassau en Baarle-Hertog afgebroken ten gevolge van de onmogelijkheid om dezelve, tussen de beide gemeenten, daar te stellen." Het gaat hier om het gedeelte tussen de grenspalen 214 en 215 met aan de Nederlandse kant van de grens de gemeente Baarle-Nassau en aan de Belgische zijde de gemeenten Poppel, Weelde, Turnhout, Merksplas, Wortel, Baarle-Hertog, Minderhout en Meerle. De instelling van de gemengde grenscommissie op grond van het genoemde artikel 7 was onjuist. Ter plaatse hadden nooit grensstenen gestaan en ze konden dan ook niet herplaatst worden. De commissie, die zich zoals gezegd onbevoegd verklaarde, meende dat het goed was een nieuwe commissie te benoemen die tot taak moest krijgen een juiste afbakening van de grens tussen Baarle-Nassau en de aangren zende Belgische gemeenten te verzorgen. Dit leidde tot de vorming van een nieuwe gemengde commissie die op 13 april 1970 in de raadkamer van het gemeentehuis van Baarle-Nassau bijeenkwam. Van Belgische AJb. I. Oude grenspaal. zijde verschenen dezelfde heren van de commissie uit 1966: J. Wijnants, arrondisse mentscommissaris van Turnhout, M. Hen- drickx, burgemeester van Weelde, H. de Wit, hoofdingenieur-directeur van de provinciale technische dienst, F. Simon, controleur van het Kadaster te Antwerpen. Van Nederlandse zijde verschenen: W.A. Claessen, ingenieur-verifica teur van het Kadaster te Amsterdam en opvolger van M.J. te Nuyl die directeur van het Kadaster was geworden, F.M.A. de Grauw oud-burgemeester van Baarle-Nassau, A.H.P. Hogenbosch, burgemeester van Baarle- Nassau, L. Snijder, hoofd van de landmeet kundige dienst van het Kadaster te Breda, P. Boerstra, hoofdingenieur bij de Provinciale Waterstaat van Noord-Brabant. De gastheer, zich beroepende op zijn onbekendheid met de materie, wist de ingenieur-verificateur in zijn hoge voorzitterszetel in de raadkamer te krijgen. In het vervolg zou deze als voorzitter blijven optreden. Nog voordat de bijeenkomst na binnenkomst van de Belgische commissie kon worden geopend vroeg de arrondissementscommissaris wie de Nederlandse commissieleden had benoemd. Nadat hij hierover was ingelicht stelde hij dat zowel van Nederlandse als van Belgische zijde niet juist was gehandeld. Het kwam er op neer dat de leden bij Koninklijk Besluit benoemd hadden moeten worden waarbij zij dezelfde hoedanigheden moesten hebben als de commissarissen die de conventie van Maastricht tekenden. Bovendien had de opdracht betrekking op de grenslijn tussen Baarle-Nassau en Weelde en niet op die tussen Baarle-Nassau en de acht aangrenzende Belgische gemeenten zoals door de vorige commissie was voorgesteld. Er was verbazing daar in het door hemzelf opgemaakte rapport, getekend door alle leden op de laatste bijeen komst van de vorige commissie, geen woord over het eerste punt was gerept. Voor wat betreft het tweede punt merkte de voorzitter op dat hierover geen voorstel is gedaan maar aandacht is gevraagd. Overeengekomen werd dat de beide burgemeesters gezamenlijk zouden onderzoeken hoe gehandeld moest worden om te voldoen aan de genoemde conventie om vervolgens in gelijkluidende

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2003 | | pagina 11