peld waren.10 Begin negentiende eeuw had op deze manier iedere koloniale mogendheid een eigen nulmeridiaan die, uiteraard, over hun eigen nationale of marine observatorium liep. Nederland bleef niet achter bij Engeland en Frankrijk. De fundamenteel andere organisatie, dan in de eeuwen ervoor, kan het makkelijkst toegelicht worden aan de hand van de commissie voor het bepalen van de de lengtegraad op zee en de verbetering van de zeekaarten. Deze commissie heeft ruim een halve eeuw bestaan. De leden werden door de Marine benoemd en betaald. Het logisch gevolg van het voorgaande is dat deze overheidsdienaren, wetenschappers verbonden aan universiteiten en marine officieren, ook terug te vinden zijn in de jaarlijkse personeelsoverzichten van de Marine.11 In het oog springend is dat de basis voor de astronomische plaatsbepaling gelegd werd door wis-, natuur- en sterrenkundigen die bijgestaan werden door marineofficieren die als de liaison tussen het 'laboratorium' en de vloot fungeerden. Deze eendrachtige samen werking mondde uit in een geheel eigen, marine 'lijn' zeevaartboeken. De marineboeken beoogden een aanzienlijke hogere nauwkeurig heid dan voor de koopvaardij noodzakelijk was. (zie bijlage tabel 2) Het gevolg hiervan was dat de koopvaardij doorgaans hun eigen, eenvoudiger, zeevaartkundige boeken ontwik kelden. In de negentiende eeuw kregen aankomend zeeofficieren, mede met het oog op hun toekomstige hydrografische werkzaamheden, in hun opleiding uitvoerig les in wis- natuur- en sterrenkunde van een lector of hoogleraar. Daarnaast bestond er, na de aanstelling van Cornelis Douwes (1712-1773), vanaf 1748 een permanente examencomissic die voor iedere volgende rang de betreffende zeeofficier ondermeer ondervroeg over zijn kennis zeevaartkunde en er zo zorg voor droeg dat op de zeegaande marineschepen alle leiding gevende zeeofficieren eenzelfde rekenmetho- diek hanteerden. De enige persoon die ooit, van 1778 tot 1801. in de lengtegraadcommissie zat en geen overheidsdienaar was, is Gerard Hulst van Keulen geweest. Hij was de laatste vertegen woordiger van de commercie uit het VOC- tijdperk. Hij stierf echter in 1801 en heeft derhalve geen invloed gehad op negentiende eeuwse overheidsbemoeienissen Zeevaartkundige informatie geredigeerd door de overheid In de gehele negentiende eeuw werden alle boeken en tijdschriften, die voor de hoogst haalbare nauwkeurigheid van astronomische plaatsbepaling van belang waren, door of in opdracht van de overheid geredigeerd. Zeevaartkundige informatie verkregen van buitenlandse overheden werden op hun merites bekeken, gerubriceerd en gepubliceerd in de in bijlage 2 en 3 genoemde boeken en tijdschriften. De Nederlandse systematiek was als volgt: door zeeorders werden alle publicaties van de lengtegraad commissie van kracht verklaard voor gebruik aan boord van alle zeegaande marineschepen. In combinatie met een centraal depot voor zeekaarten en zeeinstrumenten (te Amsterdam of Batavia) was er een uniforme aanpak die waar ook ter wereld, door alle leidinggevende zeeofficieren uitgevoerd werd. In de rest van de negentiende eeuw zou de marincorganisatie zich een aantal keren wijzigen doch het uitgangspunt van 'een uniforme werkwijze voor de gehele Koninklijke Marine' bleef onveranderd staan. Dit uitgangs punt vormde tevens de basis van een sinds 1831 geheel eigen 'lijn'zeevaart kunde boeken, vanaf J.C. Pilaar 1798-1849) geschreven door en voor marineofficieren, (zie bijlage tabel 2) Uiteraard was de koopvaardij vrij deze boeken ook te gebruiken, ze waren echter vaak te moeilijk voor hen. Het geodeti sche en hydrografische werk vereiste immers 10 C. Koeman Geschiedenis van de kartografie van Nederland (1985) 223-224 geeft een overzicht van de eerste hydrografische kaarten van Nederlandse zeegaten, opgenomen door de marine in de periode 1816-1874. Op p221 staan de, in de Bataafse Republiek door C.F. Beautemps-Beaupré gemaakte, Franse kaarten van Nederlandse wateren. .Naamlijst en rangschikking van het vaste korps zee-officieren in dienst van Zijne Majesteit den Koning der Nederlanden. Een andere jaarlijkse naamlijst was Nederlandsche Marine uitgegeven ten laste van het fonds voor oude en gebrekkige zeelieden.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2003 | | pagina 20