Aflx 5. Verdeelmachine, aangekocht door de
Marine om hoekmeetinstrumenten te ijken. Dit
instrument is thans in het bezit van het
Marinemuseum te Den Helder.
machine de top van instrumentmakerskunst.
Gelukkig is dit negentiende-eeuwse, voor
Nederland unieke topinstrument bewaard
gebleven en thans in beheer van het Marine
museum. Fransen, Duitsers en Britten
koesteren hun verdeelmachine en tonen die vol
trots in hun nationale musea. Misschien kan de
verdeelmachine van de Koninklijke Marine
eens uit het depot gehaald worden en bijvoor
beeld in het Boerhave museum, temidden van
slingerklokken, astronomische en geodetische
instrumenten, aan het publiek getoond
worden.30
De ontwikkeling van hydrografische kaarten
vergeleken met andere tanden
De Franse marine liep in 1720 voorop met de
start van hun eigen korps "Ingénieur hydro-
graphe de la Marine". De Royal Navy kwam
later, in 1795, doch zij bouwde al snel een
wereldwijd vertakt "Flydrografic office" met
als hun wetenschappelijk centrum het Royal
Observatory te Greenwich. De Fransen en
Britten gaven met hun geodetische en hydrogra
fische werkzaamheden, wereldwijd de toon
aan. Andere landen volgden hun voorbeeld door
ook een hydrografische dienst op te richten.
Als we naar de Nederlandse marineorganisatie,
in het begin van de negentiende eeuw, kijken
zien we als belangrijkste elementen: het centraal
inkopen en ijken van alle zeevaarkundige instru
menten zoals marinechronometers en sextanten
en later kompassen, het ontwikkelen van één
rekenmethodiek die voor alle zeegaande marine
schepen van kracht was. Het uitgeven van een
Almanak ten dienste van zeelieden uitgerekend
ten opzichte van de voor de Nederlandse marine
geldende nulmeridiaan. Leiding gevende zeeof
ficieren die een wetenschappelijke opleiding
kregen en deze kennis regelmatig moesten
vernieuwen door middel van eigen studie
afgesloten door examens. Het centraal regelen
van alle hydrografische kaarten en publicaties
die noodzakelijk waren voor de navigatie in
zogenaamde depots voor zeekaarten
(Hoofddepot te Amsterdam en Batavia).
Over de hele wereld gingen overheden zich op
een min of meer identieke wijze met de
zeevaartkunde bemoeien. De Nederlandse
overheid was zeker niet de snelste of de
productiefste maar leverde kwalitatief
hoogstaand werk af waardoor ze in diverse
internationale commissies kon meepraten over
standaardisering van maten, tijdzones, de inter
nationale nulmeridiaan en eenduidige en
betrouwbare hydrografische kaarten en publi
caties. Nederlandse hydrografen als R Melvill
van Carnbee (1816-1856), J. van Gogh (1817-
1885), F.A.A. Gregory (1814-1891) en H.D.A.
Smits (1818-1853) maakten zeemansgidsen en
hydrografische kaarten die niet alleen vele
herdrukken zagen maar ook al spoedig de
belangstelling trokken van de buitenlandse
hydrografische diensten.
Conclusies
De bijzondere inspanning die de Nederlandse
overheid zich getroostte om de negentiende
eeuwse zeevaartkunde op een wetenschappelijk
niveau te krijgen en te houden, is tot nu toe
uiterst fragmentarisch beschreven. Over enige
samenhang binnen het grote terrein van de
30 De Afdeling Geodesie bezat een uitgebreide instrumentenverzameling, die recent is ondergebracht bij het Techniek Museum van
de TU Delft, Zie hiervoor H.C. Pouls "Een historische instrumenten verzameling" Geodesia (1979) en "Nederlands fabrikaat"
Geodesia (1985) vier afleveringen.