Voor ti gelezen.... o L. Aardoom. Frederik Beijerinck (1694-1779), Gelders landmeter en erflater van een ingenieuze dynastie. In: Bijdragen en mededelingen van de Vereniging Gelre. Deel XCIII, 2003, p. 79-112. Frederik Beijerinck werd in 1694 in Nijmegen geboren. In 1708 werd hij kuipersleerling bij zijn vader maar is niet in dit vak doorgegaan. In 1725 blijkt hij een kruidenierswinkel te bezitten. In 1739 verkreeg hij een Gelderse landmetersadmissie maar eerst vanaf 1752 zijn er aanwijzingen dat hij actief als landmeter bezig was. Later werd hij vooral bekend als rivierkundige. Dit alles en nog veel meer is te lezen in de gedegen biografische beschrijving van Aardoom. Zoals we van de schrijver kunnen verwachten is dit een diepgaande studie met veel noten maar toch blijven er genoeg vragen over. Waarom wilde een kruide nier landmeter worden en waar en hoe heeft hij het vak geleerd? Aardoom doet wel een aantal suggesties maar nergens zijn er harde bewijzen. Evenmin wordt duidelijk waarom hij pas vanaf 1752 als praktiserend landmeter bekend werd, hij liep toen al naar de zestig! Opmerkelijk is dat Beijerinck al in 1745 een aspirant landmeter mocht examineren, als plaatsvervanger van de zieke provinciaal landmeter, maar dat hij diverse malen vergeefs naar deze functie heeft gesolliciteerd. Door zijn rivierkundig werk heeft hij ook buiten Gelderland bekendheid gekregen en onder meer samengewerkt met Melchior Bolstra en prof. Jan Lulofs. De auteur geeft diverse details over het familie- en maatschappelijke leven van Beijerinck, zo is deze diaken en ouderling geweest van de Hervormde K.erk, gildemeester van het snijders- en kleermakersgilde en vanaf 1770 lid van het Betaafsch Genootschap der Proefondervindelijke Wijsbegeerte te Rotterdam. Vanzelfsprekend wordt ook aandacht besteed aan zijn landmeetkundige en rivierkundige werkzaamheden. Tot enkele maanden voor zijn overlijden in 1779 heeft hij nog veldwerkzaamhcden uitgeoefend! Hij is vier maal getrouwd geweest maar had geen mannelijke nakomelingen. Martinus, een zoon van zijn broer Peter, werd in 1747 als landmeter geadmitteerd, deze zal ongetwijfeld het vak van zijn oom geleerd hebben. Oom en neef hebben ook diverse malen samengewerkt bij het werk aan de rivieren. Martinus werd de stamvader van enige generaties van mensen met een technisch-wetenschappelijke instelling vandaar dat Aardoom Frederik Beijerinck ziet als een "erflater van een ingenieuze dynastie". Over Frederik Beijerinck was niet veel bekend en wat bekend was bleek gedeeltelijk onjuist te zijn en dat betreft dan zijn geboortejaar en zijn ouders. Het onderzoek van Aardoom heeft dat gecorrigeerd. Al met al is dit een interessante levensbeschrijving van een toch wat minder bekende Gelderse landmeter. Gert van Engelen. De verovering van het landschap. Het dubbelleven van geodeet kunstenaar Jan Loman. In: Delft Integraal, 2003.2, p. 32-34. We kennen uit het verleden diverse beroeps combinaties van landmeters zoals landmeter vestingbouwer, landmeter-schoolmeester en ook landmeter-notaris. Ongewoon is de hiervoor genoemde combinatie van kruidenier en landmeter maar ook landmeter-kunstenaar is erg ongebruikelijk. Jan Loman is zo iemand. In 1941 verwierf hij in Delft de titel van civiel- landmeter (c.l.). Wie, behalve de (heel) oude garde, kent nu nog deze in onbruik geraakte titel? In dat jaar begon hij in Leeuwarden aan een lange loopbaan bij het kadaster, die hij in 1981 op 63 jarige leeftijd beëindigde. Eigenlijk had Jan, geboren in 1918, altijd beeldend kunstenaar willen worden maar zijn ouders ontregelden zijn illusies en het werd de Technische Hogeschool in Delft. Loman bleef zijn beroep als landmeter trouw maar zijn liefde voor de beeldende kunst bleef bestaan, eerst in de schaarse vrije tijd als kadasterland meter in Nederland en Nederlands-Indië en later ruimschoots toen hij gepensioneerd was. <)0

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2003 | | pagina 36