Varia: Herman de Man en stafkaarten
Column: instrumenten
Salomon Herman Hamburger alias Herman de
Man (1898-1946) is een bekende schrijver van
streekromans over de Lopikerwaard en
omgeving, bijv. 'Het wassende water'. In het
orgaan van de Vereniging Herman de Man, 'De
Vier Waarden', van december 1980 haalt ene
Willem Hoffman persoonlijke herinneringen
aan Herman de Man en zijn gezin op. Hij
noemt dan ook de vaste attributen, die de
schrijver ten dienste stonden, van de
Statenbijbel tot almanakken met marktgege
vens. Hoffman: "Tot die attributen behoorden
ook de op linnen geplakte stafkaarten, die één
geheel vormden en die gemakkelijk door de
auteur konden worden opengevouwen. Hij
raadpleegde deze bijna dagelijks. Stafkaarten
zijn nooit bij de tijd, maar dat was voor De
Man alleen maar een voordeel. Zijn boeken
spelen immers in het nabije verleden en elke ka
of tochtsloot kon hij erop vinden."
Adri den Boer
Ik heb mij de laatste tijd wat beziggehouden met de meting van Delambre en Méchain,
uiteraard naar aanleiding van de boeken van Guedj en Aider.
De keuze van hun instrument is te verklaren door het feit dat de Engelse Ramsden-theodoliet,
de enige theodoliet van voldoende nauwkeurigheid circa 90 kg woog, tegen de Repetitiecirkel
van Borda minder dan 30 kg (een modern totaalstation weegt 5-8 kg).
Borda's instrument was daarentegen wel bijzonder inefficiënt.
Het had een cirkel van 430 mm diameter, die zowel voor het meten van verticale als van
horizontale hoeken gebruikt moest worden. De beide kijkers draaiden in het vlak van de
cirkel.
Ik vermoed dat men eerst de verticale hoeken naar de beide richtpunten mat. Een buisniveau
was de referentie. Daarna moest de rand in het vlak van de beide richtpunten gesteld worden.
De waarnemers zullen daar wel een enorme handigheid in gekregen hebben maar makkelijk
was dat niet. Anders dan een iteratieve, schattenderwijze methode zie ik niet. Als dat met
voldoende nauwkeurigheid gelukt was, kon de hoekmeting beginnen. Het resultaat daarvan
moest dan, gebruik makend van de verticale hoeken, worden omgerekend naar de horizontale
hoek. Die berekening is lang niet eenvoudig als men geen digitaal rekentuig bezit.
Bedenk daarbij dat de Hollandse cirkel met richtkijker toen al lang bekend was. De kijker
daarvan was echter slechts over een kleine hoek verticaal draaibaar, zou daar niet wat aan te
doen geweest zijn? Verder waren er niets dan voordelen ten opzichte van dat enge ding van
Borda. Waarom zag Krayenhoff dat niet in, of heb ik de problemen niet begrepen?
Henk Zorn