Een nieuw net dus, preciezer: een gedeeltelijke
hermeting van het net van Krayenhoff. Cohen
Stuart, die inmiddels directeur was geworden
van de zojuist opgerichte Polytechnische
School (PS) in Delft, was hiervoor in 1865 niet
beschikbaar. Kaiser benaderde toen zijn oud
leerling dr. M. Hoek (geb. 1834), intussen zijn
collega-directeur in Utrecht. De overigens
ondernemende Hoek weigerde, zoals hij stelde,
omdat de overheid hem bij voortduring
middelen had onthouden en omdat hij moest
werken voor minder geld dan hem toekwam.
Wat zeker ook zal hebben meegedaan is dat
Hoek, die een zwakke gezondheid had, een
kamergeleerde was en buitenwerk zal hebben
geschuwd. Tenslotte deed Kaiser een beroep op
zijn jeugdvriend dr. F.J. Stamkart (geb. 1805),
met wie hij nog les had gehad van zijn oom
J.F. Kaiser, 'privaatonderwijzer' in de wis- en
sterrenkunde. Stamkart was inmiddels
arrondissementsijker te Amsterdam en
doceerde op grond van zijn grote verdienste op
het gebied van de navigatiekunde aan de
Zeevaartschool aldaar. Een respectabel weten
schapper, die al in 1844 was beloond met een
Lcids ere-doctoraat en in 1845 met het
lidmaatschap van het Koninklijk-Neder-
landsche Instituut van Wetenschappen,
Letteren en Schoone Kunsten, de voorloper
van de KAW. Kaiser zal stellig hebben geweten
dat zijn vriend al eerder met de geodesie te
doen had gehad, te weten in 1861 bij de
overbrenging van de hoogte van het punt in het
te slopen Stadswaterkantoor, ten opzichte
waarvan sedert omstreeks 1700 de waterstand
werd geregistreerd, naar elders in de stad.
Stamkart heeft in 1865 over zijn ervaringen
met het AP uitvoerig aan de KAW gerappor
teerd, maar op de driehoeksmeting stond hij
niet te wachten. Vermoedelijk heeft Kaiser hem
over de streep kunnen trekken nadat Cohen
Stuart hem aan de PS in Delft een professoraat
in het vooruitzicht had gesteld.
Hoewel Cohen Stuart zelf dus voor de uit
voering van de driehoeksmeting niet
beschikbaar was, kon hij zich er niet geheel
aan onttrekken. Dat moet voor de gezag
hebbende Kaiser de belangrijkste reden zijn
geweest om niet het toen meer voor de hand
liggende Leiden, maar Delft als thuisbasis voor
het werk te kiezen. Stamkart werd in 1867 aan
de PS benoemd tot hoogleraar in de wiskunde
en - hoe kon het ook anders - in de maten en
gewichten. In datzelfde jaar gaf de wis- en
natuurkundige dr. H.G. van de Sande
Bakhuyzen (geb. 1838) - hij had, evenals
Cohen Stuart, nog in Delft aan de KA
Afb. 4. Prof. dr. F.J. Stamkart (1805-1882) werd
in 1879 de eerste voorzitter van de Commissie.
Coll. NCG.
gestudeerd - zijn leraarsbaan aan de HBS te
Utrecht op voor een ordinariaat aan de PS; in
1872 zou hij in Leiden de overleden Kaiser
opvolgen. Stamkart begon in 1866 met de
hermeting van een deelnet van Krayenhoff, een
brede ketting lopend van het noordoosten,
rechts en links om de Zuiderzee naar de
Belgische grens in Brabant. Opmerkelijk
genoeg verving hij daarbij Krayenhoffs