Nieuwsgierig en argwanend als zij waren, wierpen Oudemans en Schols zich op Stamkarts intellectuele nalatenschap. Was Oudemans' oordeel over Stamkarts basis en basisvergrotingsnet niet ongustig, 'angry young man' Schols liet van de hoekmeting door de overledene geen spaan heel. Volgens hem was de in 1866 geleverde Pistor Martins theodoliet voor het werk volkomen ongeschikt, in slechte toestand, door Stamkart niet op kwaliteit beproefd, noch zorgvuldig gejusteerd en ook niet deskundig gebruikt. Ook met de kleinere theodoliet zou Stamkart niet oordeelkundig zijn omgegaan en van de methode van de kleinste kwadraten had hij, evenals Krayenhoff, niets begrepen. Stamkarts Afb. 6. Prof. dr. Ch.M. Schols (1849-1897) gaf leiding aan de rijksdriehoeksmeting en verwierf het gebouw Kanaalweg 4. Coll. NCG. hoekmeting voldeed bij lange na niet aan de Europese eisen en was in feite slechter dan die van Krayenhoff, aldus Schols. Deze ontwierp een nieuw primair net, waarvan 65 van de 106 punten - hoe kan het ook anders in het vlakke Nederland, waar je het hoofdzakelijk moet hebben van kerktorens - waren ontleend aan Krayenhoff. Door gebrek aan middelen - impliciet verwijzend naar het werk van Gemma Frisius en Snellius, moest de RCGW Binnen landse Zaken er nog aan herinneren dat de methode van de driehoeksmeting in Nederland "haren oorsprong genomen heeft" - zou het 1885 worden voordat aan de verkenning van de met nieuwe theodolieten van het fabrikaat Wanschaff uit te voeren Rijksdriehoeksmeting (RD) kon worden begonnen. Maar dit niet vóórdat Bosscha, zeer tot ongenoegen van de minister, via het hem bekende liberale Tweede Kamerlid mr. A. van Delden - in 1872-'74 minister van Financiën - parlementaire druk op de regering had uitgeoefend. De tekst van de brief aan Binnenlandse Zaken vond een plaatsje in de eerste jaargang (1885) van het Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde ('K&L'). In 1886 kreeg Schols, evenals destijds Cohen Stuart, in Leiden een ere-doctoraat. Inmiddels was in 1885 de primaire water passing voltooid en kon de verdere zorg voor het hoogtenet aan de Algemene Dienst van de RWS worden toevertrouwd. Na het overlijden van Cohen Stuart had Van de Sande Bakhuyzen de leiding over de waterpassing op zich genomen, in de laatste jaren bijgestaan door de jonge veelbelovende civiel-ingenieur C. Lely (geb. 1854). Helaas kon de RCGW zich er niet op beroemen deze 'bedwinger van de Zuiderzee', die in 1907, samen met o.a. oud-premier A. Kuyper, Bosscha en Van Diesen, het ere-doctoraat van de TH Delft verwierf en sedert 1895 lid was van de KAW, ook als lid in haar midden te hebben gehad. Als minister van Waterstaat deed Lely na het hoge water van 1916 nog met succes een beroep op zijn vroegere chef Van de Sande Bakhuyzen (inmiddels emeritus hoogleraar, maar nog steeds voorzitter van de RCGW) om ook de Staatscommissie voor de hoge storm vloeden op de Rotterdamse Waterweg voor te zitten, die moest onderzoeken in hoeverre de werken aan de benedenrivieren, in het 11

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2004 | | pagina 13