PS was en die in juli 1878 Stamkart - kennelijk toen op meetcampagne - per brief dadelijk op de hoogte had gebracht met het plotselinge overlijden van hun beider collega Cohen Stuart. Na Henket, spraken achtereenvolgens RCGW-voorzitter Van de Sande Bakhuyzen en ir. H.J. Heuvelink (geb. 1861) namens de RD- ingenieurs. Heuvelink, die Schols in zijn werk voor de RD en als hoogleraar opvolgde, werd in 1900 secretaris van de RCGW en bleef dit tot 1937. Hij bracht in 1904 - in 2004 dus 100 jaar geleden! - de hoekmeting en vereffening van de eerste-orde RD tot een goed einde en zette zijn werk aan de tweede-orde voort. Hoewel graadmeting en waterpassing de hoofd taken van de Rijkscommissie waren, kreeg zij in 1879 dadelijk daaraan verbonden neventaken mee, te weten de bij de driehoeksmeting behorende astronomische plaats- en azimut- bepaling, de zwaartekrachtsmeting, de getijden- meting en de meting van de bodembeweging. De astronomische metingen - tot zijn dood in 1872 deed Kaiser die voor zijn vriend Stamkart - werden voortgezet door of onder leiding van de sterrenkundigen in de commissie (J.A.C. Oudemans en H.G. van de Sande Bakhuyzen). De Leidse deelname aan de Europese graad meting heeft Kaiser nog een daarvoor door hem noodzakelijk geacht precisieverhogend elektrisch registreerapparaat voor de sters doorgangen opgeleverd. De meting van het astronomisch lengteverschil Leiden-Greenwich verrichtte Van de Sande Bakhuyzen in 1880- '81 samen met zijn tien jaar jongere broer Ernst, die hem in 1908 als directeur zou opvolgen, en in 1898-'99 stuurde hij de pas aangetreden derde observator APannekoek (geb. 1873) naar de Brandaris op Terschelling en andere stations in het land. Al in 1893 hadden de astronomen het geodetisch drie landenpunt Ubachsberg bezocht. Het zijn slechts voorbeelden. De destijds politiek dwarse Pannekoek - een vurig socialist en later een bekend astronoom - had weinig waardering voor het Leidse bestuur door de gebroeders Van de Sande Bakhuyzen; zij zouden de nalatenschap van Kaiser niet in ere hebben gehouden: "In dit milieu, waar alles leefde in de traditie van twintig en dertig jaar vroeger, waar altijd maar eindeloos gerekend werd en nooit iets afkwam, waar de nieuwe wegen van de sterrenkunde nauwelijks gewaardeerd werden, moest alle enthousiasme gaandeweg verkillen". Mag het zo zijn dat H.G. van de Sande Bakhuyzen, na de opvolging van Kaiser, koos voor voortzetting van diens werk in plaats van voor vernieuwing, dit beleid heeft de geodesie geen schade berokkent. De nauw gezette geodetisch-astronomische metingen en berekeningen pasten in het programma van de sterrenwacht en Van de Sande Bakhuyzen maakte zich voor de RCGW en ook inter nationaal in geodetisch opzicht zeer ver dienstelijk. Vanaf het begin in 1864 was aanbevolen de astronomische metingen ten behoeve van de Europese graadmeting vergezeld te doen gaan van slingermetingen voor de bepaling van de plaatselijke grootte van de zwaartekracht. Een verzoek in 1880 van Van de Sande Bakhuyzen om daartoe een apparaat van Repsold 1866) uit de collectie van Teylers Museum te Haarlem te mogen lenen, werd afgewezen. Op grond van eerder door hem verricht onderzoek solliciteerde de eerdergenoemde Van der Plaats in 1887 naar het verrichten van de slinger metingen, maar Oudemans die dit initiatief steunde en zelfs voorstelde de "hoogst kundig[e] en bescheiden jong[e] geleerde" als lid in de commissie op te nemen, moest bakzeil halen toen vooral voorzitter Van de Sande Bakhuyzen tegen Van der Plaats' kandidatuur bezwaar maakte en laatstgenoemde die introk. Er wordt wel verondersteld dat Van der Plaats' kritiek op Cohen Stuarts negatieve beoordeling van het werk van Krayenhoff een reactie was op zijn afwijzing door de RCGW. Nadat in 1890 een subcommissie, bestaande uit de fysicus Bosscha en Van de Sande Bakhuyzen, was begonnen de slingermetingen in Neder land voor te bereiden, werd in 1895 een apparaat afgeleverd van het type dat de Franse militair-geodeet G. Defforges had laten bouwen en in 1892 te Leiden met succes had gedemonstreerd. In 1901 bestelde de RCGW bovendien een instrument van het door de Oostenrijker R. von Sterneck ontworpen type, dat door zijn kleinere afmetingen voor veld- gebruik beter geschikt was. Nadat dit in 1905 was opgeleverd en bovendien een nauwkeurig slingeruurwerk was gekocht om in combinatie met het Defforges-toestel te worden gebruikt, H

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2004 | | pagina 16