~U v\ Men besloot de voeten van de pastoor als standaard te aanvaarden. Hetgeen tot gevolg had dat de voet in dat dorp of in die stad om de zoveel jaar ver anderde. De gedachte aan een goed, nationaal eenhedenstelsel leefde er al heel lang. In 1671 stelde de priester Gabriel Mouton voor de lengte-eenheid aan de maat van de Aarde te relateren. In de 18e eeuw werd er in Frankrijk heel veel over gesproken. Grote namen waren Lavoissier, de grote scheikundige 1743-1794), Lalande 1732- 1807), de markiezen Laplace 1749-1827) en Condorcet 1743- 1794), de marineofficier De Borda 1733-1799) en Dominique Graaf Cassini (1748-1845), directeur de l'Observatoire de Paris, de vierde generatie van de oorspronkelijk Italiaanse familie van geodeten. Het streven naar eenheid in maten en gewichten werd na de Revolutie (1789) alleen nog maar heviger. Eén land, één taal, één maat was voor velen een ideaal. Het metrische stelsel stond hoog op de agenda van de revolutio naire leiders. Op 17 maart 1791 werd door de grondwetgevende vergadering als definitie van de eenheid van lengte vastgesteld: "La dix-millionième partie du quart du méridien terrestre" Dat was dus minder dan 2 jaar na de revolutie, Frankrijk was in complete wanorde, dat men dit besluit nam. Hadden ze dan niets belangrijkers aan hun hoofd? Het vaststellen van de lengte-eenheid werd dus wel erg belangrijk gevonden. De omtrek van de Aarde was al vaker bepaald. In Nederland deed Snellius in 1620 al een graadmeting. Hij I MASSIF CENTRAl \l deed breedtebepalingen in Alkmaar en in Bergen op Zoom. De beide steden werden door een driehoeksketting verbonden. Ergens (bij Leiden, dicht bij het huis van Snellius) werd een basis gemeten. De Fransen hadden de methode van Snellius al eerder opgepakt om diverse graad metingen te doen. Jean Picard 1670 in Frankrijk en expedities in opdracht van de Academie naar Peru en naar Lapland (1736). Cassini III mat een deel van de meridiaan N en Z van Parijs. Men was van mening dat er voor deze bijzondere gelegenheid een geheel nieuwe en buitengewoon nauwkeurige graadmeting moest worden verricht. Men besloot de ketting van Cassini III naar het Noorden tot Duinkerken, naar het Zuiden tot Barcelona uit te breiden, echter wel met her meting van alles wat Cassini mat. Er zouden twee bases gemeten worden, een bij Perpignan en een bij Melun. Zo zou het moeten. Welk hoekmeetinstrument zou men gebruiken? De theodoliet was al bekend en zou zeker in aan merking komen, maar de enige van voldoende nauwkeurigheid, de Engelse van Jesse Ramsden uit 1787, woog circa 90 kg. Daarom moest de keus wel vallen op de Repetitiecirkel van Borda, die, naar men zei, ook nauw keuriger was. De repetitie methode voor het meten van een hoek bestaat daaruit dat men de hoek een aantal malen meet zonder de waarde af te lezen. De gemeten hoeken worden bij elkaar opgeteld en de som wordt afgelezen en gedeeld door het aantal metingen. Deze methode is daarom aan te bevelen als de richtnauwkeurigheid van het Dunkerque Parijs--Jïi Panthéon vs-le-Chatcl Or léans-| Bourses ^Belle-Assise Licusaint - Basislij) Pie de Wire C areassonne VÏonl ntserrata Mont-jouyJ ^Puy Violent- Rod62 I Saint-Puns Salses £*-\~Basis!ijn i - Perpign ^anella M 20

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2004 | | pagina 22