zijn allen iets vergroot gereproduceerd, daardoor krijgt men een heel goede indruk van het origineel. De andere kaarten zijn, afhanke lijk van het formaat, verkleind of soms ook iets vergroot. Dat de meeste kaarten betrekking hadden op het grondbezit blijkt uit het feit dat op het merendeel ook de grootte van de percelen of kavels vermeld staat. Beoogd is een representatief overzicht te geven van het abdijbezit en het Kempisch landschap. De meeste kaarten, niet alle, zijn voorzien van een landmetersverklaring, een kompasroos en een schaal lat. De meest voorkomende maat is de Antwerpse roede van 20 voet (5,74 m), daarnaast komt ook de Leuvense van 20 voet voor (5,71 m). Slechts bij uitzondering is een andere maat gebruikt. De landmeters hadden het hier makkelijker dan hun collega's die voor Averbode werkten.... Op een drietal kaarten van P. Wijnricx vinden we enige aanwijzingen over de meetprocedure. Op blz. 49 staat een kaartje van een opmeting binnen de muren van de abdij. Hier is het loodlijnenverband gebruikt en zijn de maten aangegeven tot op een honderdste van een roede.3 Er zijn geen hoeken gemeten. Op blz. 85 staat een kaartje met twee percelen. Ook hier zijn alleen loodlijnen gebruikt en de percelen zijn verdeeld in meetkundige figuren. Een scheve zichtlijn naar "De braecke poort aende Stadt Aerschot" ligt met een paar maten vast aan een perceel. Het nut van deze lijn is niet duidelijk. Bijna alle maten eindigen hier op een nul. Dit betekent dat er gemeten is met een ketting verdeeld tot op een tiende roede. Waar nodig werd met een hele of halve meetroede tot op een honderdste bijgemeten.4 Hetzelfde geldt voor een kaart van grondbezit ten zuiden van Goirle (blz. 153). Op deze kaart vinden we ook een verwijzing naar de moeilijke positie van katholieken in Staats- Brabant. Hun kerken waren in beslag genomen en zij moesten hun toevlucht zoeken in schuur- kerken. Op de kaart staat zo'n kerk met de vermelding "St .lans nieuwe kerck. Staende onder Brabant op Conincx boeijem" (boeijem bodem), dus op koningsgrond net over de grens. De abdij bekostigde de oprichting van achttien van die grenskerken. Op blz. 94/95 staat een kaart met heide, duinheuvels en een schets voor ontginning getekend door C. van Eijxsel, archivaris van het klooster en beëdigd landmeter. Helaas is deze kaart ernstig beschadigd en kan een deel van de tekst niet meer gelezen worden. De kaart toont eveneens een loodlijnenverband met maten tot op 0,1 Antwerpse roede. Er zijn echter ook hoekme tingen verricht waaronder een drietal voorwaartse snijdingen. De hoeken zijn als volgt genoteerd: 40=0, 71=0, 164=0, enz. Er is dus blijkbaar met een eenvoudig hoekmeet- instrument in hele graden gemeten. Er kan verder weinig gezegd worden over de gang van zaken bij het meten, maar dat men ook in de zuidelijke Nederlanden de boeken van Sems en Dou kende blijkt wel uit het landmetersfiguurtje dat is afgebeeld op blz. 46 en afkomstig is van een kaart uit 1744, afb. 2a. Dit is duidelijk een wat onbeholpen natekening van de landmeter op de titelpagina van de eerste druk van de Practijck des Lantmetens, Leiden 1600, afb. 2b. Dit kaartboek is niet alleen een mooi kijkboek maar, door de uitstekende inleidingen, ook zeer Afb. 2a. C. Anthonis. Landmetersfiguur op een kaart uit 1744. 3 Dit is afgeleid door vergelijking met een kaart van de abdij op blz.73 waarop ook een schaallat is getekend. 4 Een meetroede is een landmeterswerktuig.Het is een stok of staaf met een lengte van een hele of halve roede, meestal verdeeld in tien en (gedeeltelijk) in 100 delen.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2004 | | pagina 36