meters van vóór rond 1600 waren geen kaarten makers; dat was het werk van geografen. Aldus de schrijver, die zijn artikelenbundel opent met een schets van het werk van de oud-vaderlandse landmeter, toegespitst op de regio. Voor wie Pouls' "De Landmeter 1997) heeft gelezen, geen nieuws; voor anderen stellig wèl. Zij krijgen een beeld van hoe het hoogheemraad schap De Ring van Putten begin 17e eeuw kwam aan een grondboekhouding voor de belastingheffing en hoe hun dijken op hoogte werden gebracht. De volgende bijdrage is er een voor de meer kritische historicus. Van eind 17e eeuw dateert een kaartboek van Voorne, waaraan ene Heijman van Dijck zijn naam verbond. Een bundeling van gedrukte perceels gewijze kaarten. Hoewel Van Dijck bij de vermelding van zijn naam op de kaarten, niet prat ging op de titel van (al dan niet beëdigd) landmeter, werd die hem in de latere literatuur wel toebedacht. Drie redenen voor onze schrijver om eraan te twijfelen of dat terecht was: 1Van Dijck had niet genoeg tijd gehad om al die kaarten te 'meten'; (2) hij was daarvoor niet passend beloond; (3) op de kaarten is niet vermeld dat hij landmeter was. Dat laatste vooral is opmerkelijk, want 'gezworen' landmeters waren altijd trots op hun bevoegdheid. Volgens Pouls had Van Dijck mogelijk verdiensten als kaart(na)tekenaar, maar is zijn landmeterschap betwistbaar. Van Dijck komt ook niet voor in de registraties van beëdigde landmeters, zoals die in die tijd gewestelijk werden bijgehouden. Helaas moet de schrijver het antwoord schuldig blijven op de vraag wat Heijman van Dijck dan wèl was. Onderwerp voor een nader onderzoek. Zijn twijfels aan het landmeterschap van Van Dijck baseert Pouls waarschijnlijk mede op de uit komsten van een onderzoek, waarover hij in zijn derde bijdrage rapporteert. Welke landmeters waren er in de jaren tot 1800 op Voorne-Putten of op de eilanden aan de overkant zoal actief? Heijman van Dijck heeft hij uiteindelijk niet gevonden, maar wel veel anderen, zowel uit het gebied zelf, als van elders. Dat is tijdrovend zoekwerk, waarvan de uitkomst mede wordt bepaald door geluk; vind je een kaart waar de naam van een landmeter op staat?; is er een meet- of karteeropdracht door stadsbestuur of waterschap?; is er ergens in een archief een stuk .Sn waarin een landmeter met naam figureert? "Een eerste aanzet", zoals de schrijver opmerkt. Niettemin interessant dat in zijn overzicht nu al enkele nieuwe namen voorkomen. Pouls' vierde artikel gaat over het oude landmetersinstumen- tarium en de op Voorne-Putten vroeger gangbare lengte- en oppervlaktematen. Natuurlijk is het van belang een misverstand dat Heijman van Dijck (beëdigd) landmeter was, uit de weg te ruimen. Hij dus niet, maar voor ons is het inzicht over wie er in de Zuidhollandse delta - en elders - wèl als zodanig werkzaam waren, minstens zo belang rijk. Om zulk inzicht te krijgen is diepgaand regionaal historisch onderzoek, zoals de schrijver dat verricht, nodig. Het sluit aan bij ander onderzoek van die aard zoals, bijvoor beeld, Th.W. Harmsen jaren geleden uitvoerde in het Limburgse. Een aanmoediging om meer van dit soort werk te doen? Voor inwoners van de regio Voorne-Putten is het mogelijk gesneden koek, maar voor cartografisch geïnteresseerden van elders was het wellicht nuttig geweest door Pouls nog even te worden bijgepraat over het "Caartboeck van Voorne", waarvoor Heijman van Dijck ten onrechte als landmeter verantwoordelijk zou zijn gesteld. L. Aanloom Maili Blauw, Waterstaat in kaart. Geschie denis van de Waterstaatskuart van Nederland 1865-1992, Matrijs Utrecht i.s.nt. Rijks- waterstaat-AGl, 2003, ISBN 90-5345-223-0, 160 hlz-, prijs 24,95. De Waterstaatskaart van Nederland geeft een gedetailleerd beeld van de afwatering van het land in de periode 1865-1992. Over die mooie kaart is eind 2003 een professioneel historisch boek verschenen. In 1864 kregen de Algemene Dienst van de Waterstaat en het Topografisch Bureau van Oorlog opdracht tot vervaardiging. Ondergrond werd de in hetzelfde jaar voor het eerst gedrukte stafkaart 1:50.000 van de Topografische en Militaire Kaart. Omdat elk blad een vierde gedeelte van een blad van de Topografische Inrichting bevatte noemde men de bladen bescheiden 'kwartbladen'. De meeste gegevens over de waterstaatkundige toestand kwamen op de kaart zelf cn in

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2004 | | pagina 38