Ingezonden geeft hij daarvoor op dat Rijkswaterstaat niet altijd even behoedzaam met documentatie omspringt. Dat verklaart bijvoorbeeld niet waarom het bij de AGI beschikbare personeels blad van toen, het MD-blad, niet als bron is gebruikt. Hetzelfde geldt voor nummer 1981-3 van het kwartaaltijdschrift DIVisie van de toenmalige Dienst Informatieverwerking (DIV) van de Rijkswaterstaat, dat geheel was gewijd aan "Automatisering van de Waterstaatskaart van Nederland", zoals het artikel van G. Piket, oud-hoofd van de afdeling Waterstaats- kartografie, heette. (In mijn boekbespreking in Geo-Info 2004-2 ben ik hier breder op ingegaan.) Bij alle lof: het negeren van dit tijdschrift DIVisie is - meer nog dan negeren van het MD-blad - voor mij een misser. Overigens prijkt er in de literatuurlijst wel een bijdrage uit het Kartografisch Tijdschrift van Piket's opvolger Damoiseaux over automati sering van de kaart. De digitale voortzetting van de kaart in WIS krijgt overigens wel voldoende aandacht, de computercartografie van voor de inlijving bij de MD mijns inziens dus niet. Het mooist in het boek is de opbouwtijd in de 19"e eeuw. Voor de Waterstaatskaart werd toen zelfs gewaterpast. In 1870 mocht men er twee goede waterpasinstrumenten van 275 gulden per stuk voor kopen! Prachtig blijft het wapen feit dat de status van de Vaalserberg (322,5m) en niet de Kriekelenberg (240m) als het hoogste punt van Nederland aan de Water staatskaart was te danken. De historische uitgeverij Matrijs gaf een voor naam boek uit. Het pleit voor het historisch besef van de Rijkswaterstaat dat dit mogelijk was. Het boek zij van harte aanbevolen voor geïnteresseerden in de waterstaatshistorie en de cartografie van na 1850. Het aantal kaart- fragmenten is legio en geeft een uitstekend beeld van de diverse edities. Adri den Boer Het artikel van de heer J.M. Mohrmann (JM) in uw tijdschrift jaargang 5 nr 3, pagina 71 - 84 onder de titel Koninklijke Marine en zee vaartkunde 1787 - 1850 geeft mij aanleiding tot het maken van enkele kritische opmerkingen. Na bestudering van het artikel kreeg ik het gevoel dat de auteur met zeevaartkunde iets anders bedoelt dan wat ik daaronder versta. In de eerste voetnoot geeft hij daarvan weliswaar een verklaring, maar zelfs dan blijft mijn gevoel van onbehagen. Ik heb contact gezocht met de auteur en een middagje met hem gesproken. Daarbij is mij het volgende gebleken: Het artikel is een vervolg op een eerder artikel van zijn hand getiteld "De Koninklijke Marine (KM) als vernieuwer van de zeevaartkunde, 1850 - 1900", dat verschenen is in het Tijdschrift voor Zeegeschiedenis, genoemd in noot 6 van het onderhavige artikel. Dat is weer een reactie op het proefschrift "Zeewezen en wetenschap" (1986) van de heer C.A. Davids (CD), die thans als hoogleraar Economische en sociale geschiedenis verbonden is aan de Vrije Universiteit Amsterdam. JM maakt er aan merkingen op dat CD in zijn boek de rol van de KM onderbelicht heeft gelaten en dat dit met de positie die CD bekleedt ook door zijn studenten wordt nagevolgd. In de repliek in het Tijdschrift voor Zee geschiedenis 22 (2003) 2 pag. 175 - 179 door CD (in samenwerking met W. Mörzer Bruins) wordt deze redenering weerlegd. Ik acht het buiten mijn competentie om in dit dispuut als scheidsrechter op te treden, maar - hoewel JM mij verzekerde dat het artikel in DHC is verschenen voordat deze repliek was gepubli ceerd - het is duidelijk dat JM niet meer hoefde aan te komen met een vervolgartikel in het Tijdschrift voor Zeegeschiedenis, waarin CD een belangrijke stem heeft. Dus werd dit aangeboden aan de redactie van DHC.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2004 | | pagina 40