vv\ buizen. Ook pleit in 1905 de heer C.J. Colpa, dat "in de meeste gevallen verzekering van punten met tegels en drainbuizen voldoende zal zijn". Draineer- buizen waren er op het eiland in zeer grote hoeveelheden voor handen. Vanuit het gereconstrueerde knik punt en in de richting van een R.D- punt (een toren) zou met een lood- en treklijntje of door middel van hoekmeting het nieuwe grondslag- punt aan het genoemde in R.D-coördinaten bekende knikpunt kunnen worden ingemeten. Zo konden de nieuwe grondslagpunten op de plans gekarteerd worden. Ook zouden vanuit het herstelde knikpunt de coördinaten van het nieuwe grondslagpunt kunnen worden berekend. Hierdoor was controle op de karte ring mogelijk en kon er zo nodig ook een verdere verdichting met nieuwe punten worden bepaald. Het behoeft geen betoog, dat allen die bezig waren met de uitvoering van wegen, water lopen en kavelinrichtingswerk geïnformeerd waren over de noodzaak de punten, gemar keerd met vliegschijven of rode piketten niet te verstoren. Op de werkbespreking van 30 november 1956 werd echter geconstateerd dat "boeren en aannemers etc. een hekel aan piketten schijnen te hebben waardoor de verklikkers vlot verdwijnen". De heer Vermeulen, belast met de verdichting van de meetkundige grondslag doet dan verslag van zijn ervaringen met een methode die hij ontwikkelde: "Buiten de werkstrook van de nieuwe weg of waterloop wordt op een vaste maat van 20 meter, nauwkeurig in de richting van een R.D.-punt (een toren) en 40 cm onder het maaiveld een nieuwe met een tegel (met gaatje) verzekerde verklikker geplaatst. De ervaring wijst uit, dat na de aanleg van de weg ongeveer vanuit het snijpunt van de nu na uitvoering zichtbare assen van de weg, de verklikker met een stalen pen vlug kan worden teruggevonden", (zie figuur 5) 3e fase: Na het terugvinden van de verklikker kunnen de nieuw geplaatste grondslagpunten worden ingemeten aan de richting naar het Figuur 5. De ondergronds verzekerde verklikker. R.D.-punt en de teruggevonden tegel met gaatje (zie figuur 6). Met behulp van de vaste afstand tussen knikpunt en verklikker en de resultaten van genoemde meting kunnen vervolgens de coördinaten van de nieuwe grondslagpunten worden berekend. Controle op de uitkomsten van die berekening vindt plaats door de uit coördinaten berekende afstanden tussen deze grondslagpunten te vergelijken met de lengte van de na de meting van de wegen gemeten lengte van de meetlijnen. Op de daarna volgende werkbespreking van 21 december 1956 wordt het onderwerp "meetkundige grondslag" nogmaals aan de orde gesteld. Na een uitvoerige gedachtewisse ling tussen de heren Bruin, Homan, Muller, Van Lent en Vermeulen wordt de methode van verdichting, zoals eerder in november werd besproken acceptabel geacht, wanneer althans "de vliegpunten in de naaste omgeving liggen van de nieuwe wegen". Wanneer geen aspiket, vliegpunt of verklikker kan worden terug gevonden zal er, aldus Van Lent, "inderdaad gepolygoneerd moeten worden". Tijdens deze bijeenkomst wordt ook nog gesproken over de wijze waarop de nieuwe grondslagpunten zouden moeten worden ingemeten: Richting en afstand meten naar het nieuwe punt (met de theodoliet); ln de richting van het R.D.-punt met loodlijn en treklijn (zie figuur 6). De methode met een loodlijn en een treklijn kreeg de voorkeur. Aan de achterzijde van het destijds in gebruik zijnde "aanmetingskaartje" zou de wijze van "opmeting, verzekering en berekeningsmethode" worden genoteerd. JegcJ met gaatje knikpunt met vliegschijf 60

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2004 | | pagina 22