"comparateur" was onderdeel van het door
Repsold in 1865 geleverde basisapparaat, dat al
door Stamkart was gebruikt in de Haarlemmer
meerpolder en door Oudemans op Java. Eind
1928 - de RD was toen juist voltooid en de
toetreding van Nederland tot de Meterconventie
van 1875 was wettelijk voorbereid - zou lengte
standaard nummer 27 naar Nederlands Oost-
Indië worden verscheept. Tot zover het lange
verhaal over de zijdelingse betrokkenheid van de
RCGW bij de invoering in Nederland van de
internationale standaardmeter. Nummer 19
- tegenwoordig een museumstuk - was tot 1960
de officiële 'slapende' Nederlandse standaard
meter. Met de geplande verhuizing van het
Nederlands Meetinstituut naarThijsseweg 11 zal
dit historische object rust vinden in een geode
tisch even historische omgeving.
Van uitvoering tot overleg
Op de receptie ter gelegenheid van het gouden
jubileum van de rijkscommissie, op woensdag
middag 20 februari 1929 in het gebouw van het
Koninklijk Instituut van Ingenieurs in Den
Haag, lag het eerste gedrukte exemplaar met de
uitkomsten van de volledige Nederlandse
Afb. 2. Zwaartekrachtsnet van Vening Meinesz,
1913-1921. Bron: NCG.
driehoeksmeting ter inzage. Daarmee kon de
RCGW het rijksdriehoeksnet ter bijhouding
aanbieden aan het Kadaster, waar het ministerie
van Financiën met ingang van 1 januari 1930 de
Bijhoudingsdienst van de Rijksdriehoeksmeting
in het leven had geroepen. Na deze overdracht
eindigde de jaarlijkse RCGW-rapportage in
'K&L'. In haar verslag over 1929 had zij nog
medegedeeld dat de "ondergrondse merktekens"
van Stamkarts basis in de Haarlemmermeer
polder", als geen betekenis meer hebbende voor
de geodesie, waren "opgeruimd" en dat de
"pijlers" [waren] ingericht tot verkenmerken der
primaire waterpassing". Omdat zij, na de
overdracht in 1888 van het NAP aan de RWS,
nu met de voltooiing van de RD aan haar
oorspronkelijke opdracht had voldaan,
markeerde het 50-jarig bestaan voor de RCGW
een historisch moment. Voor haar voortbestaan
overigens niet kritiek, want zij had inmiddels
nog genoeg om zich op te beroemen. Toenmalig
voorzitter prof.dr. J.J.A. Muller: "Nog lang
hoopt de Commissie door haar arbeid op het
gebied der geodesie den wetenschappelijken
naam van Nederland hoog te houden, en met vol
vertrouwen op de toekomst gaat zij de tweede
halve eeuw van haar bestaan in".
Na de aanschaf van het Von Sterneck-slinger-
apparaat in 1905 werd het opgesteld te Leiden,
maar in 1906 werd het Laboratorium voor
Geodesie aan de Kanaalweg te Delft als thuis
basis gekozen. In 1907 werd Modderman
- inmiddels klaar met de vereffening van het
RD-net - naar Potsdam gestuurd om praktische
ervaring met het instrument op tc doen en na
zijn terugkeer bereidde hij zich voor op het
praktisch gebruik daarvan, tot hij in de zomer
van 1908 ziek werd en in september op 34-
jarige leeftijd overleed. Daardoor kwam het
zwaartekrachtswerk stil te liggen tot in 1910 de
civiel-ingenieur F.A. Vening Meinesz (geb.
1887) werd aangetrokken om het voort te
zetten. Ook hij mocht stage lopen in Potsdam
en mat daarna, van 1913 tot 1921een zwaarte
krachtsnet van 51 stations, verspreid over
Nederland. Als uitgangspunt daarvoor had hij
het hoofdgebouw van het KNMI in De Bilt,
waar het instrumentarium via de Utrechtse
sterrenwacht Sonnenborgh was heengebracht
nadat proefmetingen in Delft hadden bevestigd
- Modderman had er al op gewezen - dat de
Wolberg Hollander
44