de lengte van de internationale standaardmeter in het aantal golflengten van de rode cadmium- lijn. Vooral in de twintigste eeuw ging het snel: het vliegtuig, de kwartsklok, de elektronische rekenautomaat, de atoomklok, de halfgeleider, de kunstmatige satelliet, de laser, de micropro cessor en de PC; om enkele belangrijke techni sche vernieuwingen te noemen. Ook in Nederland wist de geodesie die ontwikkelingen te benutten en de RCGW/RCG/NCG zag zich in de loop der decennia geconfronteerd met nieuwigheden als luchtfotogrammetrie, zwaar tekrachtsmeting op zee, elektronische afstands meting, elektronisch rekenen, satellietgeodesie, automatisch tekenen, zelfregistrerende veldin- strumenten, GPS, GIS, geïntegreerd veldin- strumentarium, de pencomputer en de laser scanner. De bemoeienis van de commissie bewoog zich daarbij op diverse niveaus van betrokkenheid: van kennisneming via bespreking, advisering en aansturing tot daadwerkelijke uitvoering van projecten. Die laatste was aanvankelijk het geval bij de driehoeksmeting en de waterpas sing, maar later ook bij de zwaartekrachtsme tingen in Nederland en op zee, de basisme tingen op de Loenermark (1957) en de Afsluitdijk (1965), het astronomisch-geode- tisch station op Curasao (1957-'58), de stimu lering van het geodetisch GPS-gebruik vanaf 1986 en de opzet van het AGRS. Het ging in zulke gevallen doorgaans om een samenwer king met derden, vaak met het geodetisch opleidingsinstituut in Delft, waarmee de commissie steeds samenwoonde. Hoewel de commissie zich bij herhaling moest beraden op haar rol en taken, bleef haar organi satie van het werk door de jaren heen in brede trekken ongewijzigd: de Commissie zelf voor het centrale overleg, met een Dagelijks Bestuur en Subcommissies voor de uitvoering van deeltaken; later Werk- (tegenwoordig Taakjgroepen voor incidentele acties en een Bureau voor de afhandeling van dagelijkse zaken. Vanaf 1911 was er in de commissie structureel overleg tussen de wetenschap (met een grote inbreng van de sterrenkunde, de natuurkunde, de civiele techniek en de aardwe tenschappen) en de 'geodetische praktijk bij het Rijk'. Naar de zwaartepunten in de bezig heden van de commissie zijn in haar geschie denis vier tijdvakken te onderscheiden: de uitvoering van projecten (1879-1930), het beraad over toekomstige taken (1930-1937), de voortgaande dialoog met de vertegenwoor digde rijksdiensten (1937-1995), de aansturing van fundamenteel en strategisch onderzoek in de geodesie (vanaf 1995). Bij dit alles kan de commissie zich er niet op beroemen vaak om advies te zijn gevraagd; zij was en is sedert het volbrengen in 1929 van haar oorspronkelijke opdracht meer een 'pressiegroep' die de ontwikkelingen in en rond de geodesie signa leert en, waar nodig, aanspoort tot actie. Vanaf de zeventigerjaren van de twintigste eeuw zien we een geleidelijke uitbreiding van aandachtsvelden. Zonder dat de oorspronke lijke opdracht van de commissie (de zorg voor de geometrische infrastructuur van het land: RD, NAP en de geoïde) wordt vergeten, komen ook de 'administratieve geodesie' met de (digitale) geo-informatie, de cartografie, de fysische aardwetenschappen en het onderwijs om de hoek kijken; steeds met de vraag of en hoe die 'nieuwe' disciplines in de commissie moeten worden vertegenwoordigd. Onderhield de commissie van oorsprong een nauwe band met de IAG, later kwamen daar internationaal relaties bij met de Fédération Internationale des Géomètres (F1G), de International Society for Photogrammetry and Remote Sensing (ISPRS) en de International Cartographic Association (ICA). Via de IAG staat de NCG internationaal in contact met in de International Union of Geodesy and Geophysics (IUGG) vertegenwoordigde aardwetenschappelijke organen. Vanouds doet de commissie haar activiteiten vergezeld gaan van een publicatiebeleid. Klassiekers zijn de publicaties van Heuvelink over de Rijksdriehoeksmeting en van Vening Meinesz over zijn zwaartekrachtsonderzoek te land en op zee. De commissie onderhoudt tegenwoordig twee publicatiereeksen: naar de kleur van de kaft, de 'gele' en de 'groene'. In de 'gele' reeks worden alleen Engelstalige geschriften opgenomen; voornamelijk voor het Nederlandse lezerspubliek bestemde bijdragen verschijnen in de 'groene' reeks. Veel geodeti sche academische proefschriften worden opgenomen in de 'gele' reeks; meer omvang rijke publicaties over historische aspecten van

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2004 | | pagina 15