'koningsroedëen bedrijfsgrootten van 720 x 30 roeden. In Hollandse bronnen is echter nergens sprake van een 'Koningsroede'. In Duitsland wordt in het voetspoor van de ver maarde landbouw-historicus Meitzen er tot nog toe van uitgegaan dat de in het contract vermelde 'koningsroede' zestien voet lang was. Van der Linden echter, ging er in zijn boek ook hier zonder meer van uit dat gebruikt werd gemaakt van de bekende Rijnlandse roede van twaalf voet voor de bedrijfsgrootte van de hoeven van 720 bij 30 roeden. In dit opzicht volgde hij Snellius en Fockema Andreae. Logisch eigenlijk. In het vervolg zal blijken dat dit onjuist was. In het jaarboek voor Middeleeuwse geschie denis 3 (2000) publiceert H. van der Linden een uitgebreide aanvulling op zijn boek 'De Cope' onder de titel 'De Koningsroede', een herzie ning van 'De Cope' op het punt van de middel eeuwse ontginningssystematiek (blz. 7 - 43). Hierin stelt hij zich de vraag: 'Hadden de Hollanders ontginningservaring?' Naar zijn mening moet dat het geval zijn geweest waar zij kwamen uit de streek benoorden de Rijn. In dat gedeelte van Holland, in de middeleeuwen be kend als 'Veenland beoosten Rijn', waren in de 11e eeuw al een drietal kerken, namelijk Esse- lijkerwoude - het latere Woubrugge -, Rijn- saterswoude en Leimuiden, dus ontginningen. Wat blijkt nu? Een aantal jaren geleden verrichtte Van der Linden een detailstudie inzake de middeleeuwse geschiedenis van het dorp Esselijkerwoude. ('Esselickerwoude' in J.B. Beins e.a. ed. 'Feestbundel D.P. Blok', Hilversum 1990, blz. 225 - 247). Hij betoogt dat daar al vroeg in de middeleeuwen ontgin ningen hebben plaats gevonden met kavels van omstreeks 2250 m lengte of wel twaalf voorling. Enkele jaren terug realiseerde hij zich dat deze 2250 meter diepte óók de gangbare ontginningsdiepte was geweest van de ontginningen op Hollandse leest in Noordwest-Duitsland en stelde zich de vraag: 'Was dat misschien de hoevelengte, die als 720 'koningsroeden' in het contract van 1113 was vastgelegd?' Dan hebben priester Hendrik en zijn mannen met al hun Hollandse ervaring in den vreemde niet alleen de eigen hoevemaat toegepast maar ook de eigen meetroede van huis meegenomen. Daar waren ze mee groot gebracht. Dat betekent dat hun roede de 'koningsroede' is. De 2250 meter zijn dan uitgezet met 720 'koningsweden 'van elk 3,125 meter, die dan 10 voel lang moeten zijn geweest van elk 31,25 cm! Raadpleging van het boek van Prof. Dilke: 'Roman Landsurveyors', an introduction to the Agrimensores (1971- door bemiddeling van René van der Schans - maakt duidelijk aan mij dat de Romeinen de tienvoet als maatstaf had den de decern peda.Dienovereenkomstig wer den deze landmeters wel decempedator genoemd. Ook Van der Linden verwijst naar deze lectuur en komt tot de conclusie dat in de vroege Middeleeuwen een roede van 10 voet is gebruikt in de Rijnstreek met een voetlengte van 31,25 cm. De Rijnlandse roede heeft pas rond het midden van de 13e eeuw bij het uitpalen van ontginningsblokken zijn intrede gedaan. De conclusie van Snellius moet dus op toeval berusten. Men mag geredelijk aannemen dat de Romeinen hun eigen maatstaven hebben gebruikt met een voet van gemiddeld 29,57 cm. Trouwens 20 Rijnlandse roeden komen op 6 cm na overeen met 25,5 Romeinse roeden. Meetonnauwkeurigheid? Een tienvoetige roede komt voor in de Karolingische tijd. Teruggaande op een Merovingische Wet vindt men in het Beierse Volksrecht de 'Andecena': met een tienvoetige roede uitgemeten stukken land (Lex Baücvariorum aldus prof.dr. H.J. Nitz volgens Van der Linden (blz. 23)). Karolingers zagen zich als de opvolgers van de Romeinen. Niet onlogisch dat zij de Romeinse maatvoering hebben gevolgd. In Holland lag aan de andere zijde van de monding van de Rijn in de tijd van de Karolingers, aldus D.P. Blok in zijn boek: 'Franken in Nederland' (blz. 82 e.v.), een uitgestrekt Koninklijk domein waarvan men mag aannemen dat er samenhang was tussen dit Koninklijk domein en de Brittenburg aan de overzijde van de rivier. De uitgifte van Esselijkerwoude stelt Van der Linden op kort vóór 985. Dit zou de eerste Cope zijn, op naam van graaf Dirk II (938 - 988), gehuwd met Hildegard van Vlaanderen, o<>

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2004 | | pagina 25