2004:125 jaar Nederlandse Commissie voor Graadmeting, Waterpassing en Geodesie (3 en slot) Geo-informatie en GPS Al in de jaren voorafgaande aan het eeuwfeest van de RCG in 1979 had onder druk van de technische ontwikkelingen en de daardoor geboden nieuwe mogelijkheden een verschui ving van de aandachtsgebieden van de commissie plaatsgehad. Lag de aandacht voorheen voornamelijk op de geometrische infrastructuur - inclusief het zwaartekrachts- vcld - en de meettechnieken daarvoor, de behoeften van de samenleving en de toepas singen van de automatisering daarbij confron teerden de commissie met nieuwe probleem velden. In de zich ontwikkelende digitale wereld waren er voor de geodesie nieuwe uitdagingen in de sfeer van de land- en geogra fische informatiesystemen. Het begrip 'geo- informatie', als thematische informatie over alles wat op aarde een plaatscomponent had, deed opgeld. De daarmee samenhangende problematiek kwam via de Werkgroep Uniformering incidenteel op de agenda. Zo nam de commissie kennis van de rapporten uitgebracht door de in 1980 op initiatief van het Kadaster, TNO en de TH Delft opgerichte Stichting Studiecentrum voor Vastgoedinformatie (SSVI) met classificatie van gegevens, hun kwaliteit en de conversie van grootschalige leidingenbehcerskaarten als onderwerpen. In de meer klantgerichte wereld van de geo-informatie was kwaliteit een breder begrip dan in klassieke geodetische kringen, zoals die van de RCG, gewoonlijk werd gehan teerd. Tot klantgerichtheid en kwaliteitsdenken was in de editie-1956 van de Handleiding voor de Technische Werkzaamheden van het Kadaster (HTW) wel een aanzet gegeven, maai bij kwaliteit dacht men toen nog uitsluitend aan de mate van precisie en betrouwbaarheid van de puntsbepaling. In de wereld van de digitale geo-informatie ging het niet langer alleen over de meetkundige nauwkeurigheid van de begrenzingen van de objecten (bijvoorbeeld percelen) en van de klassen die voor onder scheiden kenmerken golden, maar mede over de nauwkeurigheid van de indeling naar de klassen. Gebeurde die indeling in de analoge wereld 'op het oog', een GIS komt pas goed tot zijn recht als dat automatisch gebeurt en de vraag is dan hoe nauwkeurig dat gaat en hoe eventuele fouten doorwerken in analyses. Afgezien van de bemoeienis met de GBK in de jaren zeventig waren in de RCG de relaties met de cartografie minder intensief geworden. Ook elders in de Nederlandse geodetische wereld had zich in de loop van de decennia een afscheiding van de cartografie afgetekend, maar de gemeenschappelijke bemoeienis met digitale geo-informatie bracht beide disciplines weer dichter bij elkaar. De commissie erkende in 1989 het belang van al deze ontwikkelingen door de Werkgroep Uniformering om te zetten in een meer permanente Subcommissie GIS. Ondanks de verschuiving in accenten bleef het zwaartepunt van de aandacht van de RCG voorlopig toch liggen op de geometrische aspecten van de geodesie: de geometrische infrastructuur, de plaatsbepaling daarmee en de toepassingen daarvan in de aardweten schappen, al dan niet in samenwerking met de sterrenkunde. Laatstbedoelde samenwerking was een voortzetting vanuit de eerste 25 jaar van het bestaan van de RCGW, maar nu niet door de optische astronomische plaatsbepaling, maar door de VLBI: de Very Long Baseline Interferometry; een techniek die rond 1970 door astronomen werd ontwikkeld om het scheidend vermogen van de radiosterrenkunde drastisch op te voeren en die ook voor de relatieve geodetische plaatsbepaling over grote afstanden, tot duizenden kilometers, van nut is. Samen met de satelliettechnieken (radio- dopplerplaatsbepaling, laserafstandsmeting, radarhoogtemeting en GPS) ging de VLBI in prof.dr.ir. L. Aardoom

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2004 | | pagina 6