AJb. I. GPS-satellietconfiguratie. de zeventiger en tachtiger jaren zijn rol spelen bij het mondiale wetenschappelijk onderzoek van de aarde als planeet. De RCG volgde deze ontwikkelingen met belangstelling, maar ging daadwerkelijk pas een rol spelen met de vervanging van de Werkgroep Doppler Satellietplaatsbepaling door een werkgroep voor Toegepaste Ruimtegeodesie, die zoals de naam verraadt, zich breder ging toeleggen op het gebruik van de ruimtetechnieken voor praktisch geodetisch gebruik. De nieuwe werkgroep, die breed was samengesteld met vertegenwoordigers onder meer van de geodetische rijksdiensten, het universitair onderwijs en het geodetisch bedrijfsleven, ging zich daarbij voornamelijk bezighouden met het gebruik van GPS, dat sterk in opkomst was. De subcommissie Mariene Geodesie had zich al jaren eerder op plaatsbepaling met GPS beraden. In 1986 wist dc RCG ten behoeve hiervan uit het Intentioneel Apparatuurschema 1986-1990 een subsidie te verwerven voor de aanschaf van twee GPS-ontvangers, in te zetten om prakti sche ervaring met de nieuwe techniek op te doen en om nieuwkomers op dit gebied te helpen. Dc werkgroep slaagde in haar opzet en kon, na enkele jaren van experimenteren en praktische inzet, de apparatuur ten behoeve van de Rijksdriehoeksmeting overdoen aan het Kadaster. Het gebruik van GPS had ook bij de Nederlandse geodetische praktijk ingang gevonden. Het ging hierbij in hoofdzaak om het differentiële gebruik van paren van ontvan gers (DGPS), waarbij in de relatieve plaatsbe paling diverse storende invloeden wegvielen. Met het toenemend gebruik van (D)GPS in de Nederlandse geodetische praktijk voor ogen, had het Kadaster terecht al vroeg de noodzaak tot een aanpassing van het RD-net ingezien. Landmeters in het veld zouden geen houvast meer hebben aan een geometrische infrastruc tuur die praktisch alleen toegankelijk is via spitsen van kerktorens; zij zouden behoefte hebben aan met een GPS-ontvanger toeganke lijke punten, ten opzichte waarvan zij met een tweede ontvanger zouden kunnen meten. Het concept van het GPS-kernnet werd geboren: een dicht net van met GPS-ontvangers toegan kelijke punten, ingemeten in het traditionele RD-net. Dit GPS-kernnet, dat zelf met GPS zou kunnen worden bijgehouden en zo interna tionaal - lees Europees - kan worden aange sloten, zou het primaire Nederlandse horizon tale net worden en de traditionele landmeetkundige methoden zouden plaats maken voor metingen met GPS. Het opzetten van het GPS-kernnet was in de tijd van de om zich heen grijpende privatisering een belang rijke stap om wildgroei in de plaatsbepaling tegen te gaan. Met GPS was geld te verdienen en de vorming van DGPS-sub-infrastructuren dreigde; er gingen stemmen op voor coördi natie en sturing door de (rijks)overheid, een taak voor de RCG? De ontwikkelingen in Nederland liepen, wat GPS betreft parallel met de internationale en met name met die in de overige landen van (West-)Europa. In IAG-verband werd de RETrig-subcommissie vervangen door die van EUREF (European Reference Frame) en doel werd met een combinatie van beschikbare ruimtetechnieken (VLBI, laserafstandsmeting en GPS) te komen tot een 3D-ruimtelijk stelsel voor Europa, met vier hoofdpunten in Nederland. In 1985 was op een in Den Haag onder auspiciën van de RCG georganiseerd RETrig-symposium de kwestie van de toevoe ging van ruimtemetingen aan de orde gesteld. De RCG reageerde in november 1989 met de instelling van een nieuwe subcommissie NEREF (Netherlands Reference Frame), die in feite de taken overnam van de aloude subcom missie Triangulatie, die de RCG met vooruit ziende blik eind 1984 alvast had opgeheven.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2004 | | pagina 7