weten het Kadaster, respectievelijk de Meetkundige Dienst van de RWS, was toever trouwd. Dit bevreemdde, vooral nu gezien de ontwikkelingen in de ruimtegeodesie, een 3D- ruimtelijke opzet van de geometrische infra structuur in de rede lag. De commissie boog zich over het indringende rapport en besloot een eigen inventarisatie uit te voeren van het in Nederland onderhanden, geplande en gewenste geodetisch onderzoek. Aan de orde kwam ook de eventuele integratie van de horizontale en verticale referentiesystemen, maar na rijp beraad werd geoordeeld dat, ondanks de veelbelovende ontwikkelingen in de ruimtege odesie, het hiervoor te vroeg was. In het vlakke Nederland waren ligging en hoogte in de praktijk te zeer onderscheiden grootheden. Bovendien was waterpassing nog steeds de aangewezen methode van hoogtemeting. Wèl besloten Kadaster en MD tot een nauwere vorm van samenwerking: RDNAP. Het RAWB-rapport kwam in een tijd van algemene onrust in 'Geodetisch Nederland'. Wat was de toekomst van het vak en wat moest er worden gedaan om het vak beter te profi leren? Hoe kon de instroom van jong talent in stand worden gehouden en, zo mogelijk, worden versterkt? In 1991 bracht Adviesbureau Bakkenist Management Consultants aan de Vereniging van Nederlandse Bedrijven in de Geodesie (tegenwoordig: en in de Geo-infor- matie") - de branche-vereniging VNBG - verslag uit over een in opdracht uitgevoerde verkenning van de positie van het Nederlandse geodetisch bedrijfsleven op de zich ontwikke lende open Europese markt. In verband met de voortschrijdende privatisering van de overheids taken schoven, kort daarna, als Geodetisch Platform de geodetische rijksdiensten met de VNBG aan tafel om te overleggen over de te verrichten geodetische werkzaamheden; een 'geodetisch poldermodel', waarbij ook het onderwijs, inclusief dat aan de Faculteit der Geodesie van de TU Delft, werd betrokken. Mede naar aanleiding van de uitkomsten van de door haar verrichte inventarisatie van het geodetisch onderzoek in Nederland besloot de commissie in 1992 tot het doen schetsen van een "Raamwerk waarin de verwachte en gewenste ontwikkelingen van de geodesie in Nederland voor de jaren na 2000 staan beschreven, met aandacht voor driehoek praktijk, onderzoek, onderwijs". Een daartoe in februari 1993 geïnstalleerde Subcommissie Nationaal Geodetisch Plan (NGP) leverde dat raamwerk, na een brede oriëntatie in geode tisch en aanverwant Nederland, in december 1994. Het NGP-1995, zoals het heette, ademde de geest van de tijd en positioneerde de geodesie als een geo-informatieve wetenschap, dus als een wetenschap die zich, samen met andere geo-wetenschappen bezighoudt met het informeren over de materiële toestand van en op de aarde. Marktgericht als het was, onder kende het NGP te bestrijken marktsectoren, gezichtsbepalende toekomstige functies voor beoefenaren van de geodesie in die sectoren en tenslotte twee algemene beroepsoriëntaties: die van de 'geometristen' en die van de 'geo-infor- manten', benamingen waarmee de geodetische gemeenschap enige moeilijkheden had. Kenmerkend voor 'geometristen' zou zijn dat zij zich hoofdzakelijk zouden bezig houden met geometrische theorieën, metingen en berekeningen van allerlei slag, van de infra structuur tot op het dagelijkse praktijkniveau; 'geo-informanten' waren geodeten die zich zouden toeleggen op de gevarieerde aspecten van de geo-informatie-voorziening in themati sche zin, van de nog te ontwikkelen theorieën tot de dagelijkse praktijk. De subcommissie was er niet in geslaagd een algemeen profiel voor de geodeet te formuleren. Zij kwam met een aantal aanbevelingen, niet in het minst betreffende het geodetisch onderwijs op de diverse niveaus. De subcommissie had ook een aanbeveling voor de NCG zélf; zij zou zich in Nederland moeten inzetten voor de coördinatie van het fundamenteel en strategisch geodetisch onder zoek in Nederland. Daarmee (her)vond de NCG voor zichzelf eigentijds een plaats en een rol in het Nederlands geodetisch bestel. Die verwoordde zij dadelijk in 1995 aan de KNAW, die de commissie om een actuele beleidsnota had gevraagd. In overeenstemming daarmee werden nieuwe regels gesteld voor het lidmaat schap van de commissie en werd het bestand aan subcommissies en werkgroepen kritisch onder de loep genomen. Het aantal leden van de commissie werd gelimiteerd en voor het gewone lidmaatschap werd het richtlijn, dat 83

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2004 | | pagina 9