regeling te komen, waarbij de Nederlandsche
sectie toch de beschikking krijgt over één of
ander orgaan. Tegenover het buitenland met
het oog op ruiling, ook misschien met het oog
op de Vlaamsche vakgenooten zou dat niet zoo
kwaad zijn. Ik zou mij bijv. kunnen denken, dat
de Ver Voor K. en L. voorlopig bereid zou zijn
eenmaal per jaar een nummer van het Tijd
schrift geheel of nog liever 2 keer per jaar een
nummer gedeeltelijk te wijden aan de foto-
grammetrie. Dit gedeelte zou dan als afzonder
lijke overdruk de wereld kunnen ingaan en
orgaan van de Nederl. sectie worden. Dat
behoeft geen gat in het hoofd te kosten en het
heeft het voordeel, dat men dan met het oog op
de toekomst reeds vooruit gewerkt heeft en een
orgaan heeft sinds den begintijd van het vak in
ons land.
Wat zou je er van denken om de zaak op deze
wijze aan te pakken? Ik wilde de contributie
zoo laag mogelijk stellen, ten einde een zoo
groot mogelijk aantal leden te krijgen, speciaal
onder de landmeters; ook al werken zij er op
dit ogenblik niet in, het is niet onmogelijk, dat
het voor hen toch belangrijk gaat worden. Zij
zulten er ongetwijfeld mee in aanraking komen
door het werk, dat hier gebeurt.
Wat zou je vinden van een oproep, die door ons
beiden onderteekend wordt en zooals ik die
hier in klad bijvoeg?
Als je het goed vindt wilde ik er maar wat haast
achter zetten en het stuk met de wijzigingen, die
je voorstelt, nog deze week laten uitgaan. Noem
jij eens wat adressen
Zouden wij de circulaire aan alle landmeters
niet liever persoonlijk toezenden dan de oproep
te plaatsen in het volgende nummer van het
Tijdschrift. Ik wilde dan in het komende nummer
van het Tijdschrift een berichtje schrijven met
een herinnering aan de lezers en een opwekking.
Vind je dat goed?
Met vriendschappelijke groet,
Willem Schermerhorn Tzn.
Op de achterzijde van de doorslag lezen we nog:
Zou het verder niet gewenscht zijn ook den
Heer Van Hengel uit te noodigen als onder
tekenaar. Dat lijkt mij uit tactisch oogpunt wel
goed. Moeten de functies en adressen van de
ondertekenaars dan ook vermeld worden?
Verder heb ik gedacht aan den Heer Van
Albada. Hij is op het ogenblik lid van de
Duitsche sectie. Hij is een erkende specialiteit
op het gebied van optiek en speciaal van
stereoscopie. Ik zou hem er graag bij hebben.
Als je het goed vindt, zou ik mij met hem in
verbinding willen stellen.
Vind je ook niet, dat dit dan tegelijk wel het
eerste bestuur kan vormen? Dat wil zeggen,
dat wij met recht mogen verwachten, dat de
leden hier geen bezwaar tegen zullen maken?
Er volgen dan brieven van Schermerhorn aan
Kwisthout, Van Albada en Van Hengel. Daar
Schermerhorn Kwisthout in zijn eerste brief
niet noemde is hij waarschijnlijk op voorstel
van Tienstra aan het lijstje toegevoegd. Hij was
overigens de enige die tegensputterde. Hij
achtte zich onvoldoende op de hoogte van het
vak fotogrammetrie.
De oprichtingsvergadering werd vastgesteld
voor 29 juni 1932 te 14.00 uur in het gebouw
van de Topografische Dienst, Prinsessegracht
15 te Den Haag.
Nu, na 73 jaar, zullen de meeste lezers nadere
toelichting behoeven over de genoemde
personen:
Willem Schermerhorn 1894-1977), civiel
ingenieur, hoogleraar landmeten en water
passen aan de Technische Hogeschool te
Delft sedert 1926. Hij was in 1945 de eerste
naoorlogse minister-president, oprichter van
de Meetkundige Dienst RWS (nu AGI) en
van het 1TC.
Jaap M. Tienstra (1895-1951), landmeter,
sedert 1931 lector aan de Landbouwhoge
school te Wageningen, hoofd van de land
meterscursus. Hij gaf daar een uitvoerig
college in fotogrammetrie. In 1935 werd hij
(eerst buitengewoon) hoogleraar aan de TH
Delft. De landmeterscursus werd ook naar
Delft verplaatst.
L.E.W. van Albada, generaal-majoor b.d. Als
opticus een amateur die niet alleen veel wist,
maar ook optische systemen ontwierp. In
1948 verscheen zijn "Optische constructie
methoden en het slijpen van lenzen". In een
Oostenrijkse standaardwerk over weten-