doen vertegenwoordigen. Practisch is zoiets onuitvoerbaar. Doch bovendien tellen de meesten onzer thans mede voor de versterking van de Duitsche vertegenwoordiging. Al is het ook met erkentelijkheid jegens de oudere en grootere organisatie voor de genoten gastvrijheid, toch meenen wij te mogen zeggen dat deze toestand ongewenscht is. Nederland dient rekening te houden met het feit, dat vertegenwoordiging in de I.G.P. vrijwel uit sluitend mogelijk is geworden via een landelijke sectie. Dit is trouwens bij soortgelijke weten schappelijke organisaties een normaal verschijnsel. Doch een tweede argument kan worden geput uit het feit, dat wij ook in Nederland hier en daar het experimenteele stadium te boven komen. Indien de teekenen niet bedriegen, kan in ons land in de komende jaren een snelle ontwikkeling derfotogrammetrie, b.v. op landmeetkundig gebied, worden tegemoet gezien. Plet is van belang te achten, dat een zoo groot mogelijke kring van personen, die direct bij dit werk zijn betrokken of er belang stelling voor hebben door onderlinge bespreking en uitwisseling van gedachten tot die ontwikkeling bijdragen. Verder kunnen de leden van de Sectie bijdragen tot verspreiding van een juist inzicht in de mogelijkheden die de fotogrammetrie op verschillende terreinen biedt. Ondergetekenden stellen zich voor de beoefening der fotogrammetrie te bevorderen door: Het doen houden van voordrachten en excur sies Plet vormen van kleine studie-commissies Het ter kennis van de leden brengen van de verschijnende litteratuur. Aangezien wij prijs stellen op het lidmaatschap van allen, die belangstelling in deze richting hebben, zal ervoor worden gezorgd, dat de finantieele lasten, die er uit voortvloeien, tot een minimum beperkt blijven." Aldus een lang citaat uit een nog wat langere circulaire, gedateerd 11 mei 1932. Ik dacht met het citeren van enkele kleine gedeelten toe te kunnen, maar de kernachtigheid van de circu laire verplicht mij zo'n groot stuk te citeren. Ik vind het het lezen waard. Met zo'n goed bestuur behoeft het geen verwondering te wekken dat de Vereniging vlot van start ging. Regelmatig werden er lezingen met bezoeken aan interessante objecten georganiseerd. Het ledental steeg snel en bedroeg in 1935 reeds 170. Als bijzonderheid mag vermeld worden dat het een zeer laagdrempelige vereniging was: academici zowel als tekenaars waren welkom en de contributie was laag. Naar aanleiding van vragen uit de oprichtings vergadering beloofden Schermerhorn en Tienstra een schriftelijke cursus samen te stellen die in afleveringen aan de leden gestuurd werd. Die cursus, voor zover die ooit voltooid is, is bewaard gebleven en ligt nu tussen mij en mijn toetsenbord. Het is een violet gehectografeerd document van 240 bladzijden, nog goed leesbaar. Ik ben van 1951-1986 betrokken geweest bij, of gaf zelf onderwijs in de fotogrammetrie. Toch kijk ik niet vreemde ogen naar deze cursus. Het is zo'n andere wereld. De cursus begint met een historische inleiding, waarschijnlijk van Schermerhorn. Hoofdstuk I heeft als titel: Mathematische grondslagen der fotogrammetrie, van Tienstra. 42 blz. Grondig en correct. Maar je jaagt er wel bijna iedere geïnteresseerde mee de woestijn in. Uiterst weinig ervan heb ik ooit gedoceerd. Deels is dat het gevolg van het feit dat er in 1951 al uitontwikkelde "analoge computers", oftewel uitwerkingsinstrumentcn waren. Die waren er echter, zij het wat primitiever, ook al in 1932. Afb. 4. Schermerhorn aan zijn radiaal- triangulator. I()

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2005 | | pagina 18